Met Een zee van tijd maakten cabaretier Youp van ’t Hek en illustratrice Marije Tolman een ‘handboek voor iedere pensionado’. Een gesprek over echtheid en leegte, en over vrolijk op weg zijn naar de dood. ‘Het boek is een knipoog naar de truttigheid van mijn generatie.’

Verschenen in KBO-PCOB Magazine, mei 2022, met foto’s van Janita Sassen

Op de laatste bladzijde van Een zee van tijd staat misschien wel de mooiste tekening die Marije Tolman maakte bij de tekst van Youp van ’t Hek. De hoofdpersoon, de pensionado, stapt blij en parmantig voort met een doodskist om zich heen, gekleed in een kleurig pak en met een ballon aan de kist. De tekst die erbij staat, in grote letters: ‘Geen ouwe koeien (3x), laat ze loeien in de sloot. Geen ouwe koeien (3x), nee, heel vrolijk naar de dood.’

‘Het is uit een liedje uit mijn laatste show’, zegt Youp van ’t Hek, die nog tot mei 2024 optreedt met De laatste ronde. ‘Als ik over twee jaar stop, dan heb ik vijftig jaar in theaters gestaan, waarvan de laatste veertig jaar voor uitverkochte zalen. Ik speel overal nog één keer, ook in de kleine zalen in bijvoorbeeld Heerde en Weert. Ik doe het nog steeds met onbedaarlijk veel plezier, maar ik stop liever nu dan dat het sneu wordt, of dat ik een attackje krijg. Of nóg een hartaanval. Ik ga dit deel van mijn leven afsluiten. De komiek is klaar.’

‘Geen ouwe koeien’, het is een van de weinige keren dat het handboek voor iedere pensionado zegt wat je wél moet doen, merk ik op. Het boek toont vooral wat je allemaal niet moet doen. De hoofdpersoon is een mannetje met een ronde bril, een kalend hoofd en een geprononceerde neus. ‘Nogal kwetsend’, zegt Youp. Illustratrice Marije Tolman schiet in de lach en zegt dan: ‘Maar er zijn heel veel van zulke mannetjes hoor, Youp!’

De tekenaar en de schrijver ontmoetten elkaar een aantal jaar geleden. De cabaretier wilde een boek schrijven en vond haar stijl aansprekend. Het klikte tussen de twee, dus toen de illustratrice, die doorgaans voor kinderen tekent, zei dat ze graag eens een boek voor volwassenen wilde maken, ging het balletje rollen.

Een zee van tijd is ‘een knipoog naar de truttigheid van mijn generatie’, zegt Youp. ‘We willen de lezer best een beetje door elkaar schudden’, zegt Marije, ‘maar het is niet oordelend. Het is een heel vrolijk mannetje, dat zijn weg zoekt. Als je goed kijkt, dan zie je dat hij op het laatste schutblad meer op een jongetje lijkt dan aan het begin. Daar heb ik zo’n lol in gehad.’

Wie bekend is met het werk van Youp van ’t Hek – en wie is dat niet – weet hoe hij het gedrag van vooral zijn eigen generatie op de hak kan nemen. Hij zuigt de verhalen die hij van vrienden en kennissen hoort op, maar zit ook heel graag gewoon te kijken. ‘Zo’n echtpaar dat samen op stap is, hij moet iets uit haar rugzakje pakken en pakt niet het goede. Ik kijk daar dan naar van over mijn krantje en denk: zouden Debby en ik er over een paar jaar ook zo bij lopen?’

Hij denkt van niet, maar zeker is hij er niet van. ‘Deze zomer waren we in Frankrijk en we liepen in van die Franse dorpjes, en we vonden het er allemaal zo enig en leuk en gezellig – en toen moesten we zo om onszelf lachen.’

De hoofdpersoon uit Een zee van tijd neemt afscheid van werk dat hij eigenlijk liever niet deed. Zijn collega’s geven hem allemaal flessen goedkope slobberwijn en zeggen dat de deur altijd open staat. ‘Maar dat staat-ie natuurlijk niet’, zegt Youp. ‘En dan begint de grote leegte, van jezelf afvragen wat je gaat doen en wanneer je je eerste borrel kunt inschenken. Weet je dat er, echt waar, pensioencoaches zijn? Dat is toch grappig? Dat sommige mensen geholpen moeten worden, omdat ze niet weten wat ze willen doen met hun leven?’

Zowel Marije als Youp zijn mensen die zichtbaar houden van hun werk, merk ik op. ‘Dat is waar’, zegt Marije. ‘Ik noem het ook geen werk, ik zeg thuis dat ik naar mijn atelier ga. Ik kan me niet voorstellen dat er een tijd komt waarin ik dat niet meer wil doen. Als ik bezig ben, dan kom ik in een soort autistisch spectrum. Ik sluit me af van alles, leg de telefoon weg, werk zonder computers. Ik geniet er enorm van. En ik ken het ook niet anders, want mijn vader is ook kunstenaar.’

Ook Youp is zijn werk. Althans: hij is dol op gekke, tragische, mooie verhalen en neemt zichzelf voortdurend met een korrel zout. Ook in een vraaggesprek als dit vliegen de anekdotes je om de oren én stelt hij vragen waardoor anderen beginnen te vertellen, inclusief de knipoog. Toch zullen er geen grote voorstellingen meer komen. ‘Als NRC wil blijf ik een wekelijkse column schrijven’, zegt hij, ‘en er zal vast nog van alles komen. Maar ik wil eerst een lege agenda, tijd om te niksen en te reizen’.

‘Dit boek is een weerslag van jouw credo’, zegt Marije tegen hem: ‘Leef toch je leven als het allerlaatste uur.’

Maar, vraag ik, moet dat altijd groots en meeslepend? Youp: ‘Ik heb eens een tijd staan praten met een oude man op Walcheren. Hij zei: “Ik heb mijn hele leven geen dag de Lange Jan niet gezien” – dat is de toren van Middelburg. “En vertel jij me nou eens, Youp, wat ik heb gemist”. Ik vond dat een geweldige vraag. Het was ook een geweldig leuke man. En ik denk niet dat hij veel gemist heeft.’

In wezen gaat het om echtheid, vinden schrijver en tekenaar. Dat je doet wie je bent en waar je vreugde in schept. En dat je nu blijft leven. Vandaar die ouwe koeien, aan het einde van het boek. ‘Ik hou van verhalen’, zegt Youp, ‘maar dat is wat anders dan leven in het verleden. “Weet je nog, Youp?” en dat urenlang. Hou toch op.’

Ooit was het de dood die hem op scherp zette, vertelt hij. ‘Het zit ook in mij hoor, een van onze kinderen heeft het ook. Maar toen ik jong was werd mijn oma, waar ik gek op was, heel ziek. Zij knapte gelukkig op, maar het trof mij. En toen ik in de eerste klas zat kwamen er bij ons op school een jongetje en een meisje om bij een brand. Dat is me altijd bijgebleven, die kistjes in de kerk, hun vader ernaast. Hij had nog geprobeerd ze te redden. We stellen niet zoveel voor, en we zijn zo weg.’

Daarom dus: leef, en lach.