Foto Mark Kohn

‘Ik ben een beetje nationaal bezit’, zegt Ard Schenk, een van de grootste schaatskampioenen die Nederland rijk is. Het is geen rol die hem op het lijf geschreven is. Liever praat hij over zijn liefde voor bewegen en zijn werk als fysiotherapeut. ‘Met balans in je leven kun je heel gezond heel oud worden.’

Het prachtige huis van Ard Schenk (1944) en zijn vrouw Carolien, midden in de polders bij Alkmaar, staat te koop. Tot 2014 – hij is dan 70 – wil de oud-schaatser blijven werken als fysiotherapeut, ondertussen gestaag bouwend aan weer een nieuw leven. Met een binnenschip dat ze zelf verbouwen en inrichten willen ze samen door Europa trekken, tot aan de Middellandse, de Baltische en de Zwarte Zee aan toe. ‘En als ik te oud word, gaan we in een haven liggen’, zegt hij laconiek. En met een grijns: ‘Zo’n trapje kom ik altijd wel op. Desnoods kruip ik.’

Je bent vast veel geïnterviewd. Welke vraag is je nooit gesteld?
‘Naarmate het dichterbij komt, persoonlijker wordt, deins ik wat terug. Dat is de aard van het beestje. Ik ben me er nog steeds niet zo bewust van dat ik een soort nationaal bezit ben. Ik kan nog steeds verbaasd zijn dat mensen me soms aanspreken alsof ze me echt kennen.’

Begin jaren zeventig won je alles wat er te winnen viel. Maar je werd in die tijd nog niet rijk van topsport.
‘Wij kregen een mooie beker en een medaille, en dat was het wel. Ik heb altijd gewoon gewerkt in mijn leven daarna.’

Betreur je dat?
‘Voor geen meter. Centen maken niet gelukkig, dat doen de ervaringen die je in de rest van je leven opdoet. Het lijkt me heel lastig voor topsporters van nu: zo jong al zo rijk zijn. Creëer dan maar eens stabiliteit in je lichaam en in je leven.’

Was jij op een andere manier een held dan topsporters van nu?
‘O ja. We waren gewoner, meer van de mensen. Ik zeg we, omdat ik veel optrok met Kees Verkerk. Ard en Keessie, dat was een begrip: twee Nederlanders die eindelijk weer eens wonnen van de Noren, Zweden en Russen. Mensen waren daar heel enthousiast over.
Kees was een publieksliefhebber, hij genoot er echt van. Dan traden we op met een filmpje en een praatje, soms voor honderden mensen. “Met liedjes het land in”, noemde Kees dat. Hij heeft mij daarin mee kunnen nemen. Niet dat ik bescheiden was – dan red je het niet in de sport – maar ik was wel verlegen: een Noord-Hollandse boerenzoon die opeens op het podium stond. Maar de mensen spraken ons niet aan als helden, meer als een populaire achterneef of buurman.’

Hoe is dat nu?
‘Ik blijf voor veel mensen “die schaatser”, ook al is het al veertig jaar geleden. Ik heb er veel aan te danken, maar het hoeft van mij niet altijd. We zijn net terug van een vakantie in Cornwall, waar we langs de kliffen hebben gewandeld. Op een avond hebben we heerlijk zitten bomen met twee Engelse mannen, die geen idee hadden van mijn achtergrond. Dat is ook wel eens fijn.’

Je sport nog steeds graag en het is je aan te zien. Was het moeilijk om van topsport over te schakelen naar recreatief sporten?
‘Na mijn actieve periode als schaatser deed ik een tijd weinig, behalve zeezeilen en skiën. Bovendien kreeg ik na verloop van tijd naast mijn werk als fysiotherapeut ook functies bij de schaatsbond en NOC*NSF. Dat betekende veel reizen en soms ongezond of te veel eten. Ik herinner me het moment dat ik na het vastmaken van mijn eerste skischoen eerst even omhoog moest komen voor ik aan de tweede schoen begon – mijn buik zat me in de weg.
Ik ben van nature groot en sterk, met een goed hart- en longvolume. Als atleet was mijn valkuil al nooit dat ik te hard trainde, maar dat ik het te gemakkelijk nam. Ik moet uitkijken voor luiheid en gemakzucht. Vroeger ging ik bijvoorbeeld een klein stukje fietsen met wat vrienden, en daarna Bourgondisch tafelen. Maar zo gaat het niet.’

Wat was de ommekeer voor jou?
‘Mijn lichaam voelde niet plezierig meer aan, zo simpel was het. En in 1998 kreeg ik een minuscuul herseninfarct. Het stelde niks voor, ik zag een paar dagen een beetje dubbel en liep wat onzeker. Maar voor mij was het de klap op de tafel die ik nodig had. Ik ging dus weer intensiever sporten. Wandelen en fietsen vooral: wielrennen in de polder, mountainbiken in de duinen, en ik ga altijd op mijn fiets naar mijn werk, weer of geen weer.’

Ard Schenk en Edwin van den Dungen. Je tweede jeugd begint nu. In drie stappen FIT. ISBN 9789461620736, € 19,95

Je hebt met Edwin van den Dungen een boek gemaakt: ‘Je tweede jeugd begint nu’.
‘Edwin kwam met het idee, en of ik misschien een voorwoord wilde schrijven. Maar toen hij over het boek vertelde zei ik: dit verhaal houd ik tegen acht van de tien cliënten die ik behandel als fysiotherapeut. Zo ben ik erbij betrokken geraakt.’

Wat is jullie boodschap?
‘We worden wel ouder, maar niet gezonder. Dat komt door onze leefstijl: veel mensen eten slecht en te veel, en bewegen veel te weinig. Als je niet goed voor jezelf zorgt krijg je rond je vijftigste de eerste signalen. Je redt het dan nog wel een tijd, maar als je de 70 voorbij bent gaat het niet meer. En op een dag zit je in je ochtendjas te wachten tot iemand je komt wassen.
Maar iedereen kan het roer omgooien en structureel anders gaan leven. De vader van Edwin, die een rol speelt in het boek, is daar een goed voorbeeld van. Hij was 77 en was een snel vermoeide, stramme bejaarde geworden. In zes maanden tijd knapte hij op en kon hij weer de reizen maken die hij graag wilde. Het boek geeft veel praktische tips om gezonder te gaan eten en je lichaam te trainen op kracht en uithoudingsvermogen.’

Zonder topsporter te worden hoop ik.
‘Zeker niet. Het gaat erom dat je je lekker voelt in je lijf. Daarvoor moet je naar je lichaam luisteren, want dat geeft de grenzen aan. Voor de een betekent dat regelmatig wandelen, een ander gaat zwemmen of fietsen, wat mij betreft liefst met een maatje. Als regelmatig bewegen gewoon is geworden, ga je er zelfs naar verlangen en verleg je je grenzen. Dan werkt het ontspannend, omdat je lichaam endorfinen aanmaakt en je hoofd even minder druk is.’

Je bent nog steeds fysiotherapeut. Zijn de klachten waarmee mensen komen nu anders dan veertig jaar geleden?
‘Er zijn veel meer mensen met lichamelijke klachten door overbelasting. Mensen willen te veel, het aantal prikkels dat we krijgen is enorm en we kiezen vaak niet. Mijn generatie heeft vaak ook een houding van: “Niet zeuren, buffelen!”. Ze gaan maar door. Tot het lichaam aan de noodrem trekt.’

Heb jij die houding niet?
‘Ik heb die ook moeten afleren. Maar ik heb dat talent voor luiheid… Ik kan heel gemakkelijk denken: dan komt het morgen wel. En ik slaap als een os. Ik vind het heerlijk om een dutje te doen als ik bijvoorbeeld in de namiddag natgeregend thuiskom van mijn werk. Dan neem ik een douche en ga ik even naar bed. Ouderen zijn daar vaak beducht voor, dan denken ze dat ze ’s nachts niet meer slapen. Mijn tip: richt je niet op alles wat je denkt, maar op hoe je lichaam voelt. Kruip daar maar in, met je aandacht.’

Ben je zelf veranderd in je werk als fysiotherapeut?
‘Vroeger was ik vooral aan het leren en studeren. Als er iemand met schouderklachten kwam, ging mijn aandacht naar de schouder. Nu kijk ik veel meer naar het totaalbeeld: wat voor een indruk maakt de cliënt? Is hij of zij gespannen, angstig, bezorgd, overwerkt? Hoe ziet zijn of haar leven eruit?
Veel fysieke klachten te maken met een gebrek aan balans in iemands leven. Het hoofd wil van alles, maar je moet luisteren naar de signalen van je lichaam. Zeker als je ouder wordt. Evenwicht en zorg voor jezelf zijn de belangrijkste voorwaarden voor een lang en gelukkig leven.’

Gepubliceerd in Nestor, februari 2012

Kader

Ard Schenk (Anna Paulowna, 1944) was Nederlands Kampioen schaatsen in 1965, 1968 en 1970, Europees Kampioen in 1966, 1970, 1972 en 1973, wereldkampioen in 1970, 1971, 1972 en 1973, en Olympisch Kampioen op drie afstanden in 1972. Hij reed achttien wereldrecords en was vier maal sportman van het jaar.