Het had het jaar van zijn afscheidstournee moeten worden, maar ook hier gooide corona roet in het eten. Eind 2020 verscheen het laatste album van Rob de Nijs, getiteld ’t Is mooi geweest. In gesprek met een gelukkig man. ‘Weemoed is voor mij niet loodzwaar.’

Verschenen in KBO-PCOB Magazine, februari 2021

Bij het afscheid bedanken we elkaar voor de leuke ontmoeting. ‘Het ga je goed’, zegt Rob de Nijs (1942) hartelijk. En, terwijl ik al in de deuropening sta: ‘Je hebt in ieder geval nog wat langer dan ik.’

De zin blijft in me hangen, want in ons gesprek had zijn levensplezier de overhand, en de nuchterheid over zijn leeftijd en de ziekte van parkinson. ‘Ik geniet zo van het leven nu’, had hij gezegd, ‘en van de waardering die ik krijg, ook van mensen van wie ik het niet verwachtte’.

Eind augustus 2019 viel Rob de Nijs bij een optreden van een piepklein podiumpje. ‘Ik geloof dat heel Nederland het heeft gezien’, zegt hij met een frons, want hij maakt graag een goede indruk. Kort daarna maakte hij bekend dat hij de ziekte van parkinson heeft. In 2020 zou er een afscheidstournee komen.

Maar door corona kwamen er alleen twee memorabele tv-optredens. Op 13 maart 2020 zong hij Niet voor het laatst in De Wereld Draait Door. Robs hand trilde en hij oogde breekbaar, maar zijn stem en voordracht was zo krachtig dat het lied en het filmpje een hit werden.

In november, na het uitkomen van zijn laatste album, zongen Danny Vera en Paskal Jakobsen in Op1 het lied Wat als later nu is, voor hem en zijn vrouw.

De man die me thuis ontvangt maakt geen drama van het einde van zijn bijna zestigjarige carrière. Hij is vooral tevreden en soms zelfs opgelucht. ‘Ik ben zo blij dat ik niet meer straks de auto in moet, naar een optreden’, zegt hij op enig moment. Toch verbazingwekkend voor een artiest die befaamd is om zijn live-optredens. ‘Ik ben altijd onzeker gebleven’, zegt hij. ‘Kan ik het wel? Kan ik het nog? Daarom bereidde ik me zo goed voor en zorgde ik goed voor mezelf en mijn stem. Als ik ’s avonds een optreden had, was ik daar de hele dag mee bezig.’

Vermoeiend, erkent hij. ‘En ook gek, want als een optreden is begonnen, geniet ik van de muziek en het contact met het publiek. Ik ben het maar gaan zien als iets wat bij me hoort. En misschien zorgt de onzekerheid ervoor dat mensen me zo goed aanvoelen.’

Helemaal uitgesloten is het niet dat hij nog een keer op zal treden, als dat weer mag. Maar ondertussen geniet Rob de Nijs van het leven, ook nu het klein is geworden. ‘We hebben wel wat vrienden, maar geen enorm sociaal leven’, zegt hij. ‘Ik heb nooit gehouden van recepties en societyfeestjes, daar voel ik me vaak zo opgeprikt. Ik ben graag thuis met mijn gezin.’

Vroeg in het voorjaar van 2020 waren zijn vrouw en hij allebei opeens plotseling flink ziek. ‘Corona, denken we’, zegt hij. ‘Nog steeds heb ik wat last van mijn longen. Ook ben ik snel moe, maar dat komt ook door parkinson en mijn leeftijd – ik ben ook al achter in de zeventig hè?’

Af en toe denkt hij terug aan bijzondere momenten in zijn carrière. ‘Niet vaak’, zegt hij. ‘Soms vallen me fragmenten binnen. Halverwege de jaren zestig zong ik bijvoorbeeld in Circus Boltini, want ik kwam moeilijk aan ander werk. Toch was dat een bijzondere tijd. Daarna kwam Oebele en Hamelen en de samenwerking met Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot.’

Voor een man die zoveel weemoedige liedjes zong is hij opmerkelijk nuchter, merk ik op. ‘Weemoed is een mooie state of mind, maar het is voor mij niet loodzwaar’, zegt hij eenvoudig.

In zijn lange loopbaan bleef Rob de Nijs zichzelf steeds opnieuw uitvinden. Maar nooit schreef hij zelf muziek of teksten. ‘Ik ben een vertolker’, zegt hij. ‘Net als Sinatra en Elvis, om maar wat te noemen… Er zijn zoveel goede tekstschrijvers en muzikanten, ik concentreer me op waar ik goed in ben.’

‘Een goed lied gaat over mij, maar tegelijk over iedereen. Ik heb ontdekt dat ik een lied kan brengen door elk woord dat ik zing echt voor me te zien. Heel beeldend. En dan komt ook de emotie die bij het lied hoort. Dat gebeurt steeds, ook als ik een lied al vaak gezongen heb.’

Hoe hij met liedjes omgaat is eigenlijk in contrast met zijn imago, opper ik. Als hij zingt gaat het om de muziek, zonder opsmuk. ‘Dat klopt’, zegt hij. ‘Als ik een lied goed breng, reageert het publiek daarop. Ik zal dus nooit zelf de polonaise inzetten of een traan forceren. Dat ontstaat – of niet.’

Tegelijk is Rob de Nijs ook een showman die geregeld zijn image omgooide en er nog steeds graag goed uitziet. Hij grinnikt. ‘Ik ben dol op stijlvolle kleding, dat is toch mooi! En de leren broeken, de Harley Davidson of de Rock ’n Roll-kuif: dat was spel, ik had daar zo’n plezier in. Je moet jezelf ook niet al te serieus nemen.’

Aan het einde van zijn lange loopbaan blijkt echter dat hij als zanger heel serieus wordt genomen. ‘Ik krijg veel lof toegezwaaid’, zegt hij. ‘Ik ben altijd meer van het volk geweest, nu laten ook intelligentsia weten dat ze mijn liedjes mooi vinden of dat een optreden hen heeft geraakt. Dat doet me geweldig goed.’

Als ik vraag naar de rest van zijn leven begint opeens het hele huis te trillen – best grappig, als je zo’n zware vraag stelt aan iemand met parkinson. Even later vliegen drie levensgrote helikopters van de luchtmacht laag over.

‘Ik denk er niet veel over na’, zegt Rob de Nijs als de herrie is verstomd. ‘Jet zei pas ergens dat ik erg in het moment leef en dat klopt wel. Ik ben niet bezig met de eventuele ellende die me nog te wachten staat. Ik vind het leven nog steeds leuk en vind nog steeds hetzelfde mooi en fijn als toen ik in jaren jonger was.’

‘Natuurlijk voel ik aan mijn lijf dat ik ouder word, maar van binnen voel ik me niet anders. En weet je, ik heb zoveel moois gehad in mijn leven, dat laat ik niet verpesten door het idee van het laatste stukje. Hoe dichtbij dat is weten we niet, want ik kan ook met parkinson nog veel jaren mee.’