Vandaag wordt prof. mag. dr. Edward Schillebeeckx tachtig jaar. De koortsachtige aandrang waarmee hij ooit zijn vak beoefende is echter afgenomen. “Theologie is meer een plezierige vrijetijdsbesteding geworden”, schrijft hij in zijn nieuwe boek, Theologisch Testament. In de ondertitel, Notarieel nog niet verleden, klinkt een zweem van trots.

Dit interview met Edward Schillebeeckx stond op 12 november 1994 in Trouw, waar ik destijds stagiaire was.

‘Ze’ hebben hem dan ook niet murw gekregen. Drie keer werd hem door Rome een proces aangedaan, drie keer zonder dat er een veroordeling volgde. “Vooral in het tweede proces begreep ik dat het om kerkpolitiek ging. Sindsdien ben ik me steeds vrijer gaan voelen.”

“De hoofdkommer van de Romeinse curie tijdens mijn processen was dat mijn theologie de gelovigen in verwarring zou brengen. Dat geloof ik niet. Er zijn wel mensen opgeschrikt, maar dat geeft theologen de bekommernis hun werk verstaanbaar te maken. En theologen zouden eerst moeten polemiseren onder elkaar, dan drijft het beste vanzelf naar boven.”

Zijn vrijmoedigheid steekt schril af tegen de voorzichtigheid die zijn opvolgers en jongere collega’s in acht moeten nemen. Na de fusie van de katholieke theologische opleidingen van Nijmegen en Heerlen wachten zij nog steeds op de uitslag van de kerkelijke screening door Rome.

“Het is voor mijn zelfverstaan moeilijk een duidelijke scheidingslijn te trekken tussen mijn persoonlijk leven en mijn leven als theoloog”, schrijft Schillebeeckx in zijn Theologisch Testament. “Ik theologiseer nu al sinds 1945. Veel anders heb ik eigenlijk niet gedaan.”

Als ’totaaltheoloog’ behoort Schillebeeckx tot een uitstervende soort. Dat wordt pijnlijk geïllustreerd door de aanstaande verhuizing van de laatste dominicanen uit hun Nijmeegse klooster. Dertig jaar geleden woonden er honderdtwintig paters en studenten, vijftien jaar geleden was een vleugel van het gebouw nog in gebruik bij een bloeiende theologische faculteit. Nu bevolken nog zo’n twintig paters en broeders het majestueuze klooster, dat inmiddels verkocht is. Alleen een stuk van de tuin, waaronder het kerkhof, blijft behouden.

Schillebeeckx: “We hebben erover gedacht daarnaast woonruimte te bouwen voor negen van ons. Maar de meesten zijn oud, dus wat heeft het voor zin iets neer te zetten voor een jaar of tien?”

De rol van de academische theologie is volgens Schillebeeckx nog lang niet uitgespeeld. “Je ziet op dit moment vanuit allerlei bewegingen buiten de universiteit theologie ontstaan. Daar is een zeker eclecticisme bij, maar ik vind het spannend. Alleen, als ze niet meer in contact komen met heel de traditie, dan dreigt het sektarisch te worden. De academische theologie moet blijven bestaan om te verhoeden dat dat gebeurt. Wij hebben het nog aan onze studenten doorgegeven, en die hebben de traditie al minder bestudeerd dan wij, maar ik vrees dat de generatie daarna een blanco wordt.”

Theologie is volgens Schillebeeckx een wetenschap voor omnivoren die er niet tegen opzien alles zelf te doen: van bijbelexegese tot theologiegeschiedenis en van sociale wetenschappen tot filosofie. “Het is ook ondoenlijk”, geeft hij toe.

Ondanks zijn niet aflatende studie is Schillebeeckx vooral bekend geworden als de man die geregeld in de clinch lag met de kerkelijke hiërarchie. “Dat zijn bijkomstigheden.” Liever had hij meer aandacht aan andere zaken willen besteden. “De toekomst van de kerk is present te zijn bij de toekomst van de wereld en de problemen van de mensen. Maar de paus klaagt als de wereld de vrijheid van godsdienst en geweten niet accepteert, terwijl dat binnen de kerk niet schijnt te tellen. Hij heeft zich blijkbaar boos gemaakt over de discussie over de vrouw in het ambt, en hij heeft gezegd dat dat definitief niet kan. Nu, daar gaat hij zijn boekje te buiten. Dan zijn we wel verplicht binnenkerkelijk bezig te zijn.”

De relatie tussen kerk en wereld, of natuur en genade, zoals dat vroeger heette, heeft al vanaf het begin Schillebeeckx’ aandacht gehad. Terwijl men in het verzuilde Nederland de slagen van de oorlog te boven probeerde te komen en men op theologisch gebied enkel Thomas las, studeerde de jonge dominicaan in het mondaine Parijs. De optimistische sfeer en de invloeden van humanisme, existentialisme en fenomenologie, brachten hem tot het formuleren van een ‘cultuurtheologie’.

Schillebeeckx heeft steeds een afkeer gehad van puur speculatieve theologie. “Toen ik studeerde was er een scherp onderscheid tussen historisch-literaire vakken en de dogmatiek. Ik heb getracht die twee in elkaar te schuiven. Nadien is daar de ervaring gekomen als uitgangspunt, en rond 1965 de hermeneutiek.” Wat dat wel mag wezen, vroeg een lid van de commissie hem tijdens het tweede proces, in 1979. Schillebeeckx antwoordde – vanzelfsprekend in het Latijn – met een citaat van Thomas van Aquino, de grote kerkleraar uit de dertiende eeuw: ‘Alles wat iemand ontvangt of begrijpt, begrijpt hij op de wijze van zijn luisterend of lezend receptievermogen’. “O, nu begrijp ik het”, antwoordde het commissielid opgelucht.

De hermeneutiek onderzoekt de interpretatie en de voorwaarden en vooronderstellingen van de interpretatie van oude teksten. Schillebeeckx: “Wij kenden dat woord niet, terwijl de protestantse theologie daar al jaren mee bezig was. Toen ben ik al die boeken gaan lezen: Ebeling, Fuchs en vooral Gadamer. Sindsdien noem ik mijn theologie een hermeneutische theologie. En eind jaren zestig heb ik mij ingewerkt in de kritische theorie van de Frankfurter Schule. Van dat ogenblik af heb ik mijn theologie kritische hermeneutische theologie genoemd. En dat is nog altijd mijn standpunt.”

De opkomst van de strijdbare bevrijdingstheologie in vooral Latijns-Amerika gaf aan die kritische theorie een nieuwe impuls. Het zette ook het Tweede Vaticaans Concilie, dat aan het begin van de jaren zestig werd gehouden, weer op een achterstand. Schillebeeckx was indertijd nauw bij dat concilie betrokken, maar relativeert de vernieuwende betekenis ervan: “Het concilie is meer een inhaalmanoeuvre geweest dan een vernieuwing. Maar de historische ironie is, dat op het ogenblik dat de liberale waarden van de Franse en de Amerikaanse revolutie – vrijheid, godsdienstvrijheid, tolerantie, openheid – goedgekeurd werden, men ook al de nadelen van die liberale verworvenheden zag. Eind jaren zestig begon al die maatschappijkritiek, en het concilie was alweer achterhaald.”

Ondanks de wetenschappelijkheid van Schillebeeckx kwam zijn boodschap over, juist ook buiten de universiteit. Jarenlang trok hij het land door om lezingen te geven. Zijn boeken zijn in talloze talen vertaald – vandaag verschijnt in Kyoto de Japanse vertaling van Jezus, het verhaal ven een levende – en zijn in grote oplagen gekocht en met moeite gelezen, ook door leken. Zijn vuistdikke werken vol ontmoedigend lange literatuurlijsten werden berucht, niet het minst vanwege zijn taalgebruik. Hij is dol op verdubbelingen als ‘genade is pure gratuïteit om niet’, of op definities als deze: ‘het Koninkrijk van God is de universele schepping en particulier-gesitueerd heil-van-Godswege in Jezus Christus’.

Schillebeeckx is gezegend met een concentratievermogen en een geheugen die op de Nijmeegse faculteit haast spreekwoordelijk zijn geworden. Een collega kwam hem eens tegen in de bibliotheek van het theologisch instituut, waar hij druk doende was het notenapparaat van een nieuw artikel te controleren. Zich louter verlatend op zijn geheugen vond Schillebeeckx de juiste boeken in de juiste kasten, waar hij ondervond meestal de juiste pagina’s genoteerd te hebben.

In zijn nieuwe boek verzet Schillebeeckx zich tegen het cultiveren van een ‘kolenbrandersgeloof’, een bewust naïeve vorm van geloof. Hij voelt zich juist als gelovige ‘honderd procent rationeel’. En dat de uitwisseling met andere wetenschappen beperkt blijft of dat hij wel eens een sneer krijgt uit de hoek van de ‘harde’ wetenschappen, deert hem niet. “Daar heb ik geen enkel probleem mee. Je kunt als mens iets hebben aan theologie, maar niet als wetenschapper. Dat is methodisch onmogelijk. Je sluit alle geloof uit als je fysicus bent. Dat moet je ook doen. Ik kan alleen met wetenschappers spreken als socioloog of psycholoog of fysicus – maar niet als theoloog. Anders krijg je categorieblunders. Zeker fysici zien dat geregeld over het hoofd. Einstein bijvoorbeeld. Die zit te filosoferen over wat hij als quantumfysicus heeft gevonden en gaat daar God bijbrengen.”

Na de duizenden pagina’s theologisch onderzoek staat er nog een boek op stapel over de sacramenten. “Godsdienst moet ook gevierd worden, moet een plaats krijgen in het leven van alledag. Ik zou nu juist in dat nieuwe boek datgene wat ik gezegd heb over God, Jezus en de kerk, handen en voeten willen geven in de liturgie. Zodat je daarin heel de geloofsinhoud te zien krijgt. Zo was het in de middeleeuwen, die mensen konden niet eens lezen, maar ze waren wel op de hoogte van de inhouden van het geloof. Catechismussen zijn pas met Luther begonnen.”