‘Je bent echt een engel’ kunnen we elkaar zeggen, als we zo maar iets kostbaars hebben gekregen. In de joodse en christelijke geschiedenis hebben engelen allerlei vormen aangenomen. Maar een constante is dat het niet om hen gaat; ze staan ten dienste van iets groters, dat ze doorgeven. Een verkenning van Arjan Broers.

Deze tekst verscheen in een kortere versie in Klooster! Magazine., najaar 2020.

Deze zomer reisde een echtpaar naar hun vakantiebestemming in Duitsland. Ze waren eraan toe, ze waren moe. Het was het slot van het jaar waarin hun enige kind uit huis was gegaan.

De routeplanner haperde en de vrouw pakte de landkaart, maar ze kon er geen wijs uit. Zij werd zenuwachtig, hij raakte geïrriteerd. ‘Ik ga wel even van de weg af’, besloot hij na een tijdje. ‘Dan kijk ik zelf wel.’

Op een kleine parkeerplaats aan de rand van een natuurgebied bekeken ze de kaart. Maar ook de man, inmiddels behoorlijk opgefokt, kwam er niet uit. ‘Vraag het dan aan hem’, zei de vrouw, en wees op een man die uit de bossages kwam met een hengel in zijn hand, op weg naar zijn auto. De man stapte uit en sprak de visser aan. Deze stond stil en keek hem vriendelijk aan. Toen zei hij: ‘Ihr sollt doch nicht so streiten’, jullie moeten toch niet zo’n ruzie maken.

Daarna wees hij hem de juiste weg, ze bleken al vlakbij hun bestemming te zijn.

Toen de man terugkwam in de auto was hij bedaard, stil zelfs. ‘Weet je wat die visser tegen me zei?’ Hij keek zijn vrouw aan. ‘Ihr sollt doch nicht so streiten.’

Ze knikte. Zij begreep het ook.

De vakantie werd een nieuw begin voor deze twee. Ze deelden met elkaar hoe het met hen was en hoe ze graag samen wilden leven.

Ik wil maar zeggen: engelen heb je in soorten en maten. Of liever gezegd: de verbeelding van engelen heb je in soorten en maten. In het dagelijks leven zien ze er meestal heel gewoon uit, niks geen vleugels of lichtgevende gewaden of vlammende zwaarden. Eerder is het een gewone vrouw of man, die precies op het juiste moment iets doet of zegt wat diep raakt, dat licht brengt en aanzet tot verandering. Vaak zijn ze er zich niet eens van bewust, dat ze zo’n impact hebben. Wie weet, lezer, ben jij ook al eens een engel geweest! Was je zonder het te weten een boodschapper van God weet waar.

Angelos

Het woord engel komt uit het Griekse angelos, dat betekent boodschapper. Ook in het Hebreeuws (mal’ach) en Arabisch (malak) heeft het die betekenis. Engelen zijn boodschappers van God of van het goddelijke. Ze komen vooral voor in de monotheïstische godsdiensten: jodendom, christendom en islam, maar spelen ook een rol in de mythen van het oude Egypte, Syrië, Perzië en Babylon.

In het algemeen kun je zeggen dat hoe groter en onbegrijpelijker God of het absolute wordt voorgesteld, hoe groter de behoefte is aan boodschappers. Zij geven het goddelijke een gestalte en maken het verhaal werkbaar. In de Griekse en Romeinse mythologieën bijvoorbeeld zijn er zo veel goden met menselijke eigenschappen, dat er geen engelen nodig zijn – behalve dan de befaamde Cupido, een mollig gevleugeld ventje dat pijlen afschiet om mensenharten in vuur en vlam te zetten.

In de joods-christelijke traditie is een hele ontwikkeling te zien als het gaat over de rol en de verbeelding van engelen. In de oudste verhalen van het oude testament is de band van mens en God direct: de hoofdrolspelers spreken met hem, ontmoeten hem in dromen of in een brandend braambos. De engelen die er zijn, hebben verschillende taken. Ze brengen opdrachten over, kondigen gebeurtenissen aan, beschermen gelovigen, straffen tegenstanders en voeren Gods oordeel uit. Velen van hen, zoals de drie mannen die bij Abraham in zijn tent op bezoek kwamen, zien er uit als gewone mensen.

Daarnaast zijn er blijkbaar nog andere hemelse wezens, die bijvoorbeeld ‘de zonen van God’ worden genoemd, of ‘de heiligen’ of ‘heilige tienduizenden’. Ook is er sprake van cherubs en serafs. De laatsten zijn gevleugelde wezens die achter de troon van God staan en zijn lof zingen. De eersten hebben vleugels, het lichaam van een leeuw en het hoofd van een mens. Zij dragen de troon van God.

Deze wezens komen ook voor in de omringende oude culturen, zoals die van Egypte. Als de stenen tafelen van Mozes door de woestijn moeten worden gedragen naar het beloofde land, maakt het volk een kist die ‘de ark’ heet en waarvan de deksel versierd wordt met beelden van twee cherubs, die hun vleugels naar elkaar uitstrekken.

Veel later werden ook deze wezens tot de categorie van de engelen gerekend.

Een hemelse hofhouding

In de zesde eeuw v.Chr. vielen de Babyloniërs Israël binnen, vernietigden de tempel in Jeruzalem en namen de elite van de joden mee naar hun land, het huidige Irak. Na deze verschrikkelijke gebeurtenis waren de joden hun land en hun heiligdom kwijt. Ze hadden alleen nog hun verhalen, die ze gingen verzamelen en samenvoegen. In deze Babylonische ballingschap begon de Bijbel te groeien.

In deze periode kwam ook het geloof in de ene God centraler te staan. Dat werd het onderscheidende punt van het joodse geloof: ‘Hoor Israël, de Heer uw God is één’, zoals het nu nog klinkt in elk joods ochtend- en avondgebed. Veel omringende culturen vonden dat een raar idee. Zij begrepen de werkelijkheid als bevolkt door allerlei goddelijke krachten. En daar is ook best iets voor te zeggen. De zon, de maan, de zee, de kiemkracht van de lente, het strelen en geselen van de wind: als je de verwondering erover toelaat, worden het haast personages die je ontmoeten kunt.

Maar door het strikte monotheïsme – er is één God die alles heeft geschapen – kwam er meer ruimte voor engelen. In later ontstane Bijbelboeken als Daniel, Tobit, Judith en Wijsheid komen dan ook engelen voor die macht hebben over natuurverschijnselen, of die samen een leger vormen, de ‘hemelse heerscharen’. In de grote en bijzonder goed georganiseerde rijken van Babylon en daarna Perzië kwam de joodse God als het ware hoger in de hemel te tronen. En hij kreeg een enorme hofhouding, met een eigen hiërarchie, met een aantal (vaak wordt het getal zeven genoemd) aartsengelen aan de top.

Rangen, standen en taken

Zo kreeg het idee van de engel een hele nieuwe lading. Van een gestalte die een boodschap van God overbrengt werden zij tot een enorme hemelse samenleving. In het jodendom ontstond een traditie – die niet in de Bijbel terecht kwam – waarin de engelen werden ingedeeld in tien klassen, elk met hun eigen taak. In het christendom deelde de filosoof Pseudo-Dionysius in de vijfde eeuw de engelen in negen rangen of orden in. De laagste rang was die van de beschermengel, een idee dat gretig werd opgenomen in de volksvroomheid. Want is het niet heerlijk te weten dat iedereen een eigen beschermengel heeft? Of zelfs meer dan één? Wie kent er niet het versje ’s Avonds als ik slapen ga, volgen mij veertien engeltjes na, dat kinderen hielp om rustig naar bed te gaan?

De engelen ondertussen bleven een eigen karakter hebben. Ze konden er verschillend uitzien, dat is waar. In de eerste eeuwen van het christendom waren het vaak jonge mannen, gaandeweg kwamen er vleugels bij – een verwijzing naar hun bemiddelende rol tussen hemel en aarde – en zagen ze er eerder uit als vrouwelijke mannen of mannelijke vrouwen. Toen seksualiteit een heet hangijzer werd in de kerk, werd ook bij hoog en laag beweerd dat engelen geen geslacht hebben: ze zijn man noch vrouw. Maar engelen werden ook wel afgebeeld als stralend van licht en als vreeswekkend.

Het eigen karakter van engelen is hun ongrijpbaarheid. Het gaat niet om hen, maar om wat ze doorgeven. Heiligen bijvoorbeeld komen van de aarde en hebben een eigen karakter. Ze hebben het in de hemel ver geschopt, je kunt hen vragen voor jou een goed woordje te doen.

Maar engelen zijn hemelse wezens die samenvallen met hun functie. Ze hebben zelf geen verhaal, geen karakter. In de middeleeuwen waren er theologen die – het voorbeeld is overbekend – discussieerden hoe veel engelen er op de punt van een naald passen, aangezien ze geen substantie hebben.

Slechts een paar engelen heeft wat meer kleur op de wangen, vaak zijn dit de aartsengelen. Michael is wel de bekendste, hij is vooral een strijder, afgebeeld met een zwaard of een speer, soms met een verslagen draak. Hij wordt vereerd in bijvoorbeeld de beroemde Mont Saint Michel, de berg voor de kust van Bretagne. Hij heeft een eigen feestdag (29 september) en wordt in sommige tradities, zoals de antroposofie van Rudolf Steiner en de Jehova’s Getuigen, gezien als Christus.

Daarnaast moet natuurlijk ook Gabriel worden genoemd. Hij komt voor in het Oude Testament (het boek Daniel) en is de engel die Maria de geboorte van Jezus aankondigt. Daardoor werd hij misschien wel de meest afgebeelde engel in de christelijke geschiedenis. In de islamitische traditie heet hij Djibriël en is hij van groot belang, omdat hij de engel is die Mohammed en andere profeten namens God hun boodschap heeft geopenbaard.

Gevallen engel

Een andere engel die meer profiel heeft gekregen is de duivel. Want toen het idee ontstond van de hemelse hofhouding, kwam het idee op dat ook engelen in ongenade kunnen vallen.

De duivel heeft ook zo’n ontwikkeling doorgemaakt. In de oudere Bijbelse verhalen is ook sprake van Satan, maar dat kunnen ook mensen zijn – of een slang, zoals in het verhaal over Adam en Eva in het paradijs. De naam betekent namelijk ‘tegenspreker’ of ‘beschuldiger’.

Na de Babylonische ballingschap kreeg ook Satan bovennatuurlijke trekken. Er ontstond een verbinding met de oude oosterse mythe van Lucifer, wat ‘lichtbrenger’ betekent. Doordat hij in opstand kwam tegen God, viel hij in ongenade. In de latere verbeelding kreeg deze figuur van ‘de tegenstander’ de trekken van de Griekse God Pan, een wilde en geile natuurgod met bokkenpoten, gelige ogen en hoorns op zijn hoofd.

Waar komt het kwaad vandaan? In de christelijke verbeelding werd de duivel de ontregelaar, de kapotmaker, de influisteraar van kwade ideeën. Het idee dat hij een gevallen engel is en dus van goddelijke afkomst was belangrijk in de strijd van de kerk tegen dualistische ideeën. Want lange tijd heerste het idee dat de wereld uit twee krachten bestond: een goede, die geestelijk was, en een slechte, die stoffelijk was. Dit geloof kwam uit het oude Perzië, maar bleef aanwezig tot ver in de middeleeuwen, en misschien nu nog wel.

Maar als de duivel een gevallen engel is – een engel die zijn plaats en functie als boodschapper niet accepteerde – lost die spanning op. Er is immers maar één God, die goed is, en er is maar één schepping, die geestelijk én stoffelijk is. Maar daarbinnen bestaat ook de menselijke vrijheid en de mogelijkheid om verkeerd te kiezen en kwaad te doen. En waar de goede God bij mensen eindeloos bereid is te vergeven, is hij dat bij zijn gevallen engelen niet.

Engel zijn

Terug naar het begin van dit verhaal: de hengelaar die een engel werd voor de man en de vrouw die de weg kwijt waren. De goede man heeft zelf waarschijnlijk niet geweten welke betekenis zijn vriendelijke opmerking over hun geruzie kreeg.

Dwars door alle vormen die engelen in de loop der eeuwen hebben gekregen – zingend, gevleugeld, gewapend, ongeslachtelijk, gehuld in harnas of doorschijnende voiles – is dat de kernervaring: iemand brengt een boodschap die inzicht, licht en vrede brengt. Dat kan in de vorm van woorden zijn of van een gebaar. Maar de held van het verhaal is niet zozeer de boodschapper, maar wat er door hem of haar heen gaat.

En: een engel is niets zonder een ontvanger, zonder mensen die zich durven te laten raken en gezeggen. En aangezien er ontelbaar veel engelen zijn en ze allerlei vormen kunnen aannemen, is het goed om jezelf af en toe af te vragen: wanneer heb ik er voor het laatst één ontmoet? En als dat lang geleden is, kijk ik dan wel goed?