Het aantal vluchtelingen uit Syrië is zo groot, je zou haast vergeten dat het om mensen van vlees en bloed gaat, elk met een verhaal. Nestor zocht er twee op: een jong echtpaar dat een kindje verwachtte en op zoek was naar onderdak.

Verschenen in Nestor, blad van de Unie KBO, december 2015

Foto: Mark Kohn.
Foto: Mark Kohn

‘In het kerstnummer van Nestor zien jullie eruit als Jozef en Maria op een schilderij’, zeg ik aan het einde van het gesprek tegen Wissam Al Majzoub (27) en zijn hoogzwangere vrouw Ruba Baker (24). Ze giechelen er een beetje om. ‘Het is goed’, zegt Wissam. ‘We respecteren het christelijk geloof.’

Wissam en Ruba vluchtten al in het najaar van 2014, een maand na hun trouwen. De huwelijksreis bestond uit twee angstige weken op een visserscheepje, op weg naar Italië, en daarna een trip naar Nederland. ‘Ik heb twee tantes hier’, zegt Wissam, die vloeiend Engels spreekt. ‘Ze zeiden dat Nederland een prettig en ontspannen land is’.

Eigenlijk zijn Wissam en Ruba hun hele leven al vluchteling. Ze zijn Palestijnen, hun grootouders vluchtten een halve eeuw geleden voor de oorlog in Israël. Ze woonden in de stad Homs, in een wijk die nog steeds ‘het kamp’ heet.

Ze hadden er een goed leven, totdat vier jaar geleden de oorlog begon. Het centrum van de stad werd verwoest en de andere wijken vielen ten prooi aan soldaten van verschillende milities en de gevreesde geheime dienst van Assad. ‘Er kwamen roadblocks bij de ingangen van het kamp’, zegt Wissam. ‘Elke dag hoorde je over pesterijen, mishandelingen, arrestaties. We waren maar Palestijnen, tweederangsburgers.’

Steeds als ze het over thuis hebben, betrekken de opgewekte gezichten van de jonge vluchtelingen. ‘Mijn vader en broer zijn ruim twee jaar geleden ontvoerd’, zegt Wissam. ‘We hebben niets meer van hen gehoord.’ En Ruba vertelt: ‘Mijn ouders zijn er nog. Ze mochten naar Nederland komen vanwege gezinshereniging, maar ze blijven, vanwege mijn broer die niet mee mag. Ze zijn bang dat hij in dienst moet.’

Plots schalt uit een telefoon die op tafel ligt de islamitische oproep tot gebed. ‘Het is een app’, zegt Wissam. ‘We woonden naast de moskee, maar die werd verwoest door een autobom. Er vielen tientallen doden, onder wie mijn opa en een aantal vrienden. We hebben vreselijke dingen gezien die dagen.’

Vorig jaar was voor Wissam en Ruba de grens bereikt. Wissam, die Engels studeerde aan de universiteit, kon zijn dienstplicht niet langer uitstellen. ‘Het is moorden of vermoord worden’, zegt hij, ‘en daar doe ik niet aan mee.’ Hij trouwde zijn geliefde Ruba, die opgeleid is als traumatherapeute voor kinderen, en ze vertrokken.

syrie-jozef-maria-nestor2

‘Zonder ons geloof hadden we dit niet volgehouden’, zegt Wissam. ‘Het geeft ons leven structuur en het geeft ons hoop. Dat de extremisten zich op de islam beroepen zegt mij niets. Ze zijn net zo gewelddadig als de soldaten van Assad, hoe kunnen ze nu zeggen dat ze tegen hen zijn? Het heeft niets met geloof in God te maken. Dat gaat over dat je het leven hebt gekregen, en hoe je goed van slecht kunt onderscheiden. Het is onze plicht om te laten zien wie wij moslims werkelijk zijn.’

De twee kunnen zich voorstellen dat veel Nederlanders bezorgd zijn door de komst van vluchtelingen. Toch blijven dat verhalen uit het nieuws, niet uit hun eigen ervaring. ‘Tot nu toe hebben we alleen vriendelijke mensen ontmoet’, zegt Wissam. ‘En de paar mensen die niet vriendelijk waren, bemoeiden zich met hun eigen zaken. Van vijandelijkheid hebben we niets gemerkt.’

Er is ook geen grond voor angst, zegt Wissam met nadruk. ‘We zijn vreedzame mensen. In de stad Homs woonden eeuwenlang ook christelijke families, we hadden vrienden met allerlei achtergronden. De oorlog heeft alles veranderd.’

‘We willen hier graag meedoen’, zegt Ruba, die het Engels wel verstaat, maar Arabisch spreekt dat haar man vertaalt. ‘Zo gauw ons kindje geboren is en groeit, mag ik op Nederlandse les. Ik heb zoveel geleerd over werken met kinderen, ik popel om de taal te leren en aan de slag te gaan.’

Verwachten ze ooit terug te keren? Het antwoord komt snel. Ze hopen het wel, ‘maar we moeten realistisch zijn’, zegt Wissam. ‘Er is in Syrië zoveel haat nu, zoveel verdriet. Het is moeilijk om daarin te leven. En bovendien: de hele infrastructuur is kapot: huizen, water, riolen, elektriciteit, scholen, ziekenhuizen… Zelfs als er vandaag vrede komt, duurt het zeker tien jaar voor het weer normaal is. En wij leven nu, wij willen nu aan ons leven bouwen.’

Ik vraag naar de hoop, de boodschap van het kindje van deze Palestijns-islamitische Jozef en Maria. Wissam zwijgt en kijkt Ruba aan. Dan zegt hij: ‘We willen in vrede leven, toekomst hebben. En we willen van nut zijn. Dat is eigenlijk alles’.

*

Naschrift: Wissam en Ruba kregen een dochtertje. Ze noemden haar Layan, een Arabische naam die zachtheid, tederheid, vriendelijkheid betekent.