Vanavond bij de dodenherdenking zal op talloze plaatsen gezegd worden dat ‘dit nooit meer mag gebeuren’. Maar oorlog is allesbehalve geschiedenis en wij spelen er een rol in. Over de Tweede Wereldoorlog als wankel ijkpunt van goed en kwaad.
Als er ooit een oorlog was die we wel moesten voeren, dan was het de Tweede Wereldoorlog. Dat was goed tegen kwaad, en ‘we’ konden niet anders. ‘In die tijd was het helder’, zegt Elisa Klapheck, liberaal-joodse rabbijn in Frankfurt en Amsterdam. ‘We moesten tegen Hitler ingaan.’
Maar de oorlogen van nu – denk aan Irak, Afghanistan of Libië – zijn nooit zo zwart-wit. ‘Zeker niet als zo’n oorlog verloren wordt of weinig verbetering brengt’, zegt Klapheck.

Al die grijstinten zijn al ingewikkeld genoeg, en dan is er inmiddels ook niet veel meer over van het morele ijkpunt dat de Tweede Wereldoorlog lange tijd was. Op de eerste plaats komt dat omdat we anders naar onze eigen geschiedenis zijn gaan kijken.

‘De Tweede Wereldoorlog als strijd tussen goed en kwaad? Ik wil het graag geloven, maar het lukt me niet’, zegt Matthias Smalbrugge, hoogleraar theologie aan de VU en predikant van de Protestantse Kerk in Nederland. ‘Ik vind het wijsheid achteraf. De geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars. Voor ons lijkt het onderscheid tussen goed en kwaad glashelder, maar tijdens de oorlog was dat voor de meeste Nederlanders niet zo.’

‘We hebben lang willen geloven dat we een heldhaftig volkje waren dat zich dapper verzette tegen de overmacht. Over ons eigen ingrijpen in Indonesië, na de oorlog, hadden we het liever niet. De werkelijkheid was anders. Ons optreden in Indonesië was fout, daar doen we nog steeds schutterig over. En tijdens de oorlog zijn vier op de vijf Nederlandse joden vermoord. Er bestaat een foto van joden die in Amsterdam worden afgevoerd per tram. De mensen op straat lopen gewoon door. Ze keken niet.’

Het heeft lang geduurd voor we het beeld van het kleine dappere Nederland bijstelden. ‘Ik heb heel wat mensen van de oudere generaties begraven’, zegt Smalbrugge, ‘maar er zat niemand bij die “fout” was geweest in de oorlog. Terwijl er statistisch gesproken heel wat mensen onder moeten zijn geweest die minstens hebben weggekeken.’

Behalve de bijstelling van onze eigen geschiedenis erodeert het ijkpunt van De Oorlog nog op een andere manier. Nog niet zo lang geleden was elke neiging tot nationalisme of zelfs maar chauvinisme in ons land verdacht, laat staan dat we iets negatiefs durfden te zeggen over een minderheid. Alles wat naar de oorlog zweemde, werd gemeden. Het argument: de oorlog.

Inmiddels lijken verwijzingen naar die tijd niets op te leveren. Vergelijkingen tussen de PVV en de opkomst van de NSB in de jaren dertig, zoals vorige week cultuurhistoricus Thomas van der Dunk deed in zijn omstreden Willem Arondéuslezing, leveren alleen rumoer op. De verontwaardiging krijgt alle aandacht, niet de vraag of we iets van de oorlog hebben geleerd.

Smallenbrug: ‘De vergelijking tussen de PVV en de NSB is stigmatiserend. Daardoor stel je je niet meer open voor wat de ander beweegt, wat zijn drijfveer is. Daar heb je dus niet veel aan. In onze samenleving mag je de opvattingen hebben die je wilt, zo lang je een ander de kop niet inslaat. En ik kan luisteren, praten en uiteindelijk een conclusie trekken. Zoals, in dit geval, dat ik de opstelling van de PVV moreel niet juist vindt.’

Maar als ‘de oorlog’ geen ijkpunt meer is, wordt de vraag nog nijpender of we oorlog mogen voeren voor ‘de goede zaak’ – en of religies daar iets over te zeggen hebben. Rabbijn Elisa Klepheck vindt van wel. ‘Je mag oorlog voeren, en zelfs in naam van God’, zegt zij. ‘De mens is beeld van God, en als er misdaden tegen de menselijkheid gepleegd worden, moet je iets doen. Dat kan in het uiterste geval oorlog zijn.’

Klapheck is ervan overtuigd dat dit godsbeeld ook bij seculiere denkers een rol speelt, ‘al wordt het daar anders geformuleerd. De mensenrechten zijn vrij objectieve criteria, maar ze komen uit dat geloof voort. De vraag of je oorlog mag voeren is een moreel dilemma, en zo’n dilemma leidt altijd tot een theologische vraag: wat is je legitimiteit? Wat is de grond waarop je staat?’

Die grond is in onze monotheïstische culturen op de een of andere manier de heiligheid van al het menselijk leven, vindt Klapheck. ‘Die theologische vragen begeleiden de ontwikkeling van het internationaal recht. Als je God daarbuiten wilt laten, wordt alles relatief. Religieuze mensen moeten zich in dat debat roeren, anders laten ze het over aan seculieren of aan fundamentalistische gelovigen.’

Matthias Smalbrugge is het daar niet mee eens. ‘Het goede bestaat in twee delen. Je hebt het moreel goede, dat kunnen we in de samenleving bespreken en vaststellen. Daar hebben we geen godsbesef voor nodig. Als theologen hebben wij daar niets bijzonders te melden. Ook zonder geloof weten mensen dat moord en diefstal niet deugen, en dat je daar tegen op moet treden.’

Religie gaat in de visie van Smalbrugge over een ander goed: ‘Het summum bonum, het hoogste goed. Dat stelt dat het leven goed is en als goed kan worden ervaren, zelfs in het zicht van lijden, schuld en verdriet. Religie gaat over verzoening en heil in een wereld waar ook het kwaad en de dood bestaan.’

Heeft het dan geen zin om te herdenken op de vierde mei? Natuurlijk wel, vinden de beide Elftalspelers. De Duitse rabbijn Klapheck verbaasde zich toen ze kennismaakte met het fenomeen van de dodenherdenking in Nederland. Zij beleefde die als een demonstratie van de nationale identiteit: wij tegenover zij, ‘waarbij wij precies weten wat goed en fout is’.

‘Als er dan ook nog steeds “dit nooit meer” wordt gezegd, vind ik het bijna cynisch worden’, zegt Klapheck. ‘Het is een vanzelfsprekendheid dat het nooit had mogen gebeuren, maar het gebeurt nog steeds. Denk aan Srebrenica. Wat mij betreft is de dodenherdenking een oefening in schaamte. Een bewustwording die tot solidariteit verplicht met mensen die onderdrukt en vermoord worden. We moeten ons schamen dat we wel Saddam Hoessein wilden verdrijven, maar Robert Mugabe in Zimbabwe laten zitten.’

Smalbrugge vindt de dodenherdenking waardevol als onderdeel van het morele debat over wat goed en kwaad is. ‘Op grond van dat morele debat kunnen we besluiten om oorlog te voeren voor de goede zaak. Dat debat moeten we blijven voeren en we moeten het goed voeren, want we moeten blijven formuleren wat we goed vinden. Als er straks mensen sneuvelen in Kunduz is dat onze enige troost: dat het voor iets goeds was.’

Op een dieper niveau kan de dodenherdenking ook tot persoonlijke bewustwording leiden, vinden Smalbrugge. ‘De grondregel is: ken uzelf. Goed en fout liggen niet buiten, maar in mij. Daar wil ik me bewust van zijn. Ik prijs me gelukkig dat we nu in ons land geen oorlog meemaken, want ik weet niet hoe ik me zou gedragen. Ik zou niet voor mezelf instaan.’

Voor Elisa Klapheck is het mechanisme van uitsluiting het grootste leerpunt van de Tweede Wereldoorlog. ‘We zijn onzeker geworden over wie “wij” zijn, over onze gedeelde identiteit. Dat was destijds ook zo. In die zin is er een parallel te trekken met de PVV nu. Geert Wilders trekt stemmen door problemen te benoemen die misschien reëel zijn, en suggereert vervolgens dat er schuldigen zijn: de anderen, in dit geval “de moslims”, en die moeten weg.’

Klapheck zegt erbij dat ook in de huidige staat Israël zulke mechanismen werken. ‘Het orthodoxe opperrabbinaat bepaalt wat het land Israël is en wie in het “eeuwige land” mag wonen. Netanyahu en Lieberman, de huidige leiders van Israël, nemen dat over. Ze willen geen oplossing vinden voor het geweld. Ze willen geen wij maken met de Palestijnen, dat blijven “de anderen”. Ook liberale joden hebben daar niets over te zeggen.’

Het ‘wij’ versterken door een ‘zij’ te creëren, het gebeurt ook in Nederland. Klapheck vindt het zorgwekkend, al is ze niet bang dat de situatie zo zal escaleren als ooit met de joden. ‘Maar ik zou niet graag een moslim zijn in de Nederlandse samenleving van vandaag. De vele progressieve moslims die werken aan een democratische, Europese islam: ze worden gewantrouwd of gewoon niet gezien.’

Oorlog is een grijs gebied, wil de rabbijn maar zeggen, ‘maar vrede is dat ook. De Europese Unie leeft in vrede, maar maakt ook slachtoffers door mensen buiten te houden of te deporteren. Grijs is nooit een argument om niets te doen. Je kiest altijd in een situatie van grijs.’