NestorPaulvanVlietIn grote delen van de wereld spelen ouderen een vitale rol in de samenleving, weet Paul van Vliet van zijn werk voor kinderfonds Unicef. Ook bij ons ziet hij een verschuiving, van achter de geraniums naar achter de schermen. ‘Hopelijk heb ik voorgeleefd wat ik belangrijk vind.’

Verschenen in Nestor, blad van de Unie KBO, december 2014

Hij heeft inmiddels de leeftijd waarop hij er eigenlijk niet meer bij hoort, zegt Paul van Vliet gekscherend. Maar zijn 79 jaren zijn hem niet aan te zien, zo recht en slank is zijn gestalte en zo kenmerkend zijn stem. En hij doet nog mee ook. ‘Ik zit in het vrolijk kwispelend staartje van mijn carrière’, zegt hij.
Dat staartje is vooral de Zondag in Den Haag in de Koninklijke Schouwburg, bij hem om de hoek. ‘Het zit elke week vol en de mensen zijn enthousiast’, zegt hij. ‘Ik voel er nog steeds de twinkeling, de energie om op te treden.’

Voelt het anders nu?

‘Ik hoef niks meer te bewijzen. Vroeger moest ik zalen veroveren. “Hou van mij”, dat droeg ik jaren mee. Nu begint het al met warmte en waardering. Het voelt als oogsten. Veel mensen kennen mijn werk, het is alsof ik onder vrienden ben. Daardoor durf ik nu persoonlijker en rustiger te spelen.’

Wat durf je nu wel en eerder niet?

‘Ik speel nu bijvoorbeeld een wilde fantasie over mijn dood. Al mijn grootheidswaan heb ik er ingestopt: hoe ik tijdens een optreden sterf, eerst denkt het publiek een grap te zien, maar dan slaat de paniek toe. Het hele land is in rep en roer, tot en met de moslims toe, die bij het vrijdagse gebed vergeten hun schoenen uit te doen. Het is op rijm, dat maakt het helemaal hilarisch.
En daarna maak ik het klein. Ik zing over mijn laatste wens, dat ik de dood niet vrees, maar wel bang ben om te sterven in een ziekenhuis, anoniem verborgen achter een scherm. Dat ik zo graag thuis mijn laatste adem wil uitblazen, in mijn eigen bed, met mijn geliefden om me heen. Het is een indringend contrast, dat ik nu durf te maken.’

Ben je verslaafd aan de roes van het podium?

‘Niet meer. Maar het woord is treffend: ik heb jaren in een roes geleefd. Vijf keer per week optreden, alle dagen reizen, hotels, theaters, applaus… En als de roes van de ene voorstelling wegebde, kwam de volgende al.
Die roes gaf een gemakkelijk en bedrieglijk leven. Het toneel leek werkelijkheid te worden. De mensen om me heen lieten me dat leven leiden: Paul heeft het druk, Paul moet schrijven, Paul moet op tv… Maar gelukkig lieten ze me nooit te lang. Dan spraken ze me aan, dat ik ook bij hen moest zijn.
Het is goed als het leven je dan een paar tikken geeft. Ik raakte een nier kwijt, het bleek nadien een goedaardige tumor, maar ik vreesde voor mijn leven. Ik onderging een paar operaties waarbij ik de dood in de ogen keek, omdat ik slecht tegen narcoses bleek te kunnen. En in 2007 kreeg ik een zware burnout, tot wanhopens toe. Wat er toen aan vriendschap en liefde naar me toevloeide, dat is onvergetelijk.’

Dat is meer eer dan al je prijzen bij elkaar.

‘Ja. Omdat ik er niets voor deed. Ik kon niets – en toch werd er van me gehouden.’

Voor Unicef zoek je mensen op die geen tikken, maar keiharde klappen krijgen.

‘Ik had al langer het idee dat ik meer wilde doen met mijn energie. Ik had weliswaar het theater PePijn in Den Haag, waar jong talent een kans krijgt, en nog een paar sociale initiatieven. Maar ik wilde iets dat me vervulde en dat is Unicef geworden. Het werk is simpel: ik promoot Unicef, inspireer mensen en help geld inzamelen. Om dat te doen moet ik gevoed worden en reis ik om kennis en ervaring op te doen.’

Welke rol spelen ouderen in ontwikkelingslanden?

‘Vooral grootmoeders spelen een centrale rol. Ze bepalen de gang van zaken. Dat is niet alleen maar positief, overigens: de besnijdenis van meisjes blijft langer bestaan door de druk van oudere vrouwen.
Maar doorgaans werken de sterke familieverbanden en het respect voor ouderen positief. Voor veel kinderen is dat een vangnet, zelfs in beroerde omstandigheden. Ik ben daar wel eens jaloers op: de verbondenheid die mensen daar ervaren met de verschillende generaties, zelfs met hun voorouders. Ebola slaat daar in West-Afrika momenteel gaten in.’

Moeten ouderen hier ook een grotere rol spelen?

‘Bij ons maken veertigers en vijftigers de dienst uit. In veel ontwikkelingslanden zijn het de oudsten. In Korea wordt een 65-jarige op een podium gezet en trekt het volk in defilé voorbij. Daarna hoort hij bij de oudsten, de wijzen die geraadpleegd worden. Dat is bij ons anders, maar het valt me op dat ouderen hier actiever worden. In plaats van achter de geraniums werken ze achter de schermen, soms ook noodgedwongen, in de zorg of als oppas. Volgens mij heeft dat grote waarde.’

Ben je bestand tegen de ellende die je soms ziet?

‘Niet altijd. Ik kan me een bezoek herinneren aan een goudmijn in Burkina Fasso, een soort concentratiekamp waar kinderen keihard moesten werken, van heel jongs af aan. Voor het eerst in mijn leven zag ik nergens kinderen lachen. Meestal kunnen ze dat wel, zelfs onder de rotste omstandigheden. Maar hier niet. Ik zag kinderen van vier met keien sjouwen, jongens van een jaar of vijftien die aan een touw dertig meter de grond in gingen. En als zo’n mijn instortte, en dat gebeurde geregeld, deed niemand iets.
Er was een camera mee, dat hoort erbij, maar ik heb me een tijdje teruggetrokken. Ik wil niet hevig geëmotioneerd in beeld komen. Dat is effectbejag, valse tranen zijn dan dichtbij.’

Kan jij na een indringende reis weer als paljas het toneel op?

‘Dat kost me geen moeite. Wel heb ik soms moeite te schakelen naar Nederland. We zeuren en klagen zo veel, over relatief kleine problemen. Dan hoor ik dat aan en denk ik: je hebt geen idee hoe elders in de wereld mensen moeten leven.
Ik probeer daar dan een vorm aan te geven, bijvoorbeeld door voor te stellen dat we op de Dam een nieuw nationaal monument bouwen: een klaagmuur met een zeurdeur. En ik schreef een lied: Ik voel me soms een vreemdeling in het land waarin ik woon. Een aanklacht tegen de onverschilligheid, de hufterigheid, de bozigheid. En een pleidooi voor waar we eens bekend om stonden: een open, tolerante cultuur te zijn, met lef en met oog voor de wereld.’

Want je eindigt graag positief.

‘Ja, ha ha, in de dubbele betekenis van het woord. Ik bied graag een uitgestoken hand, ook in mijn werk, en ik heb die laatste wens.’

Wat hoop je door te geven?

‘Wat je leert in het leven, hoop je door te geven. Ik heb geen kinderen, maar ben wel stiefvader. Die rol is vrijblijvender dan die van een vader, maar ook vrijer. Ik hoop dat ik nooit dwingend met het vingertje heb gezwaaid, want daar hou ik helemaal niet van. Ik hoop dat ik iets heb voorgeleefd. Misschien wel precies zoals ik theater maak: dit vind ik van belang, zie maar wat je ermee doet.’

Je zei eens dat je lang slordig hebt geleefd.

‘Het presteren, jezelf neerzetten, de egocentrie: het is een normale fase voor een jongen, anders gebeurt er niets. Maar lopende het leven kom je erachter dat de wereld niet om jou draait.
Ik heb slordig geleefd, ja. Ik had ook lang enorm veel energie. Maar ik had wel altijd werkdiscipline: om kwart over acht was ik altijd op orde. Ik zei wel eens: voor dit vak wil ik alles doen, maar ik wil er niks voor laten…
Eigenlijk duurde de fase van de jongeling die aandacht en liefde wil veroveren bij tot mijn nieroperatie, ik was toen 59 jaar. Mijn vrouw Lidewij zegt wel eens: je bent laat na gaan denken.’

Merkwaardig: je werk zet mensen al veel langer aan het denken.

‘Dat is ook merkwaardig, maar zo werkt creativiteit. Ik kijk en luister en voel, ik neem van alles op, en er ontstaan liedjes en teksten die ik soms pas later op een diepere manier snap. Mensen vonden het wel eens verwarrend, dat ik zulke teksten maakte, zonder dat het al doorleefd was.’
En met een twinkeling in zijn ogen: ‘Maar ik kan je geruststellen: de laatste twintig jaar is wat ik maak minder een vermoeden en meer gedekte waarheid geworden…’

*

Paul van Vliet (Den Haag, 1935) begon met cabaret tijdens zijn studententijd in Den Haag, waar hij ook prinses Beatrix leerde kennen. Hij groeide verder met theatergroep PePijn in hun theater PePijn in Den Haag, dat nog steeds bestaat.
Tussen 1970 en 2002 maakte hij elf zeer succesvolle one man shows: combinaties van liedjes, conferences en typetjes. Hij speelde mee in My Fair Lady, toerde internationaal met een Engels programma en werd talloze malen onderscheiden.
Paul van Vliet is getrouwd en woont in Den Haag.