‘Alle dingen nieuw’ heet het aanstaande opus magnum van Erik Borgman: een volledig nieuwe dogmatiek, een systematisch overzicht van het christelijk geloof. Het had volgende maand moeten verschijnen, volgens de aankondiging van de uitgever. Maar de ‘meest spraakmakende theoloog van Nederland’ is nog niet zo ver, al blaakt hij wel van zelfvertrouwen. ‘Makkelijker kan ik het niet maken. Wel leuker.’

Gepubliceerd in VolZin, 5 november 2012

Erik Borgman. Foto AB

Aan het einde van een gedreven woordenstroom van anderhalf uur vraag ik Erik Borgman of hij zich wel eens een roepende in de woestijn voelt. Zijn pleidooi om met lege handen te durven staan, door het lijden heen te gaan: het staat in contrast met de vele christenen die hun geloof vooral als troost of geruststelling zien.
Borgman: ‘Voor mij is het onbegrijpelijk dat mensen naar Jezus wijzen en zeggen: zo moet je leven. Zonder tegelijk te zien dat het om een mislukt leven gaat, veel te vroeg en op een gruwelijke manier geëindigd. Je kunt dat er niet los van zien.’

De passie van Erik Borgman voor zijn werk is onmiskenbaar. De lekendominicaan, hoogleraar theologie in Tilburg en sinds juni ‘meest spraakmakende theoloog van Nederland’ is altijd theoloog, beaamt hij. ‘Ook als ik vergader of in de trein zit, de krant lees of mijn dochters spreek. Als dit alleen een vak voor me was, zou ik er mee ophouden.’

Waar kijk je naar? Wat zie je dan? En wat wil je ermee?

‘Ik denk dan aan een artikel van Dorothy Day, stichter van de Catholic Worker-beweging in het Amerika van de jaren dertig. Ze schrijft dat ze in de bus zit tegenover een zwarte zwerver, en opeens ziet ze het: de samenleving die armen creëert, haar eigen afkeer van de man en zijn volhouden, ondanks alles. Ze huilt, schrijft ze, omdat ze het allemaal tegelijk ziet: de zonde van de wereld, haar eigen zonde en de hoop op verlossing. Dat is wat ik ook graag wil.’

Dat is ambitieus: alles tegelijk willen zien.

‘Je kunt niet zeggen dat het christendom bescheiden is, als ze zegt dat die concrete man in Palestina van lang geleden iets laat zien van de grondslag van de kosmos, waar het om draait en waar het heen gaat. Ons wordt gevraagd groot te denken.’

We moeten groot denken, maar we staan met lege handen en dat is goed zo. Tenminste, als ik de titel van jouw ‘Bergrede’ goed versta, die je op 30 oktober in Amersfoort uitspreekt:‘Zalig wie met lege handen staat’.

‘Een van de meest knellende kwesties van onze cultuur vind ik het onvermogen om toe te geven dat we met lege handen staan. Dat heeft te maken met het onvermogen te geloven dat we iets krijgen, dat we het leven en de zin ervan niet zelf maken. We zijn ervan overtuigd dat er niets is, tenzij we het zelf construeren. Dat is onze armoede.’

Wat is het antwoord van het christendom dat je wilt formuleren?

‘Het christendom gaat daar op een dubbele manier tegenin. Op de eerste plaats door te zeggen dat er wel iets te krijgen is: zin en betekenis, genade in overvloed. En op de tweede plaats dat we niet bang moeten zijn voor de mislukking, het lijden, de ondergang. Het christendom wil – en daarom blijf ik maar steeds bij die traditie – de werkelijkheid vol in het gezicht zien, ook als het pijn doet. Als er verlossing is, dan door het lijden heen.’

En daar heb je een hele dogmatiek voor nodig?

‘Dit punt past op de achterkant van een postzegel. Maar om het punt te maken heb je heel veel nodig: verhalen, beelden, rituelen, gedachten, mensen. We hebben alle toeters en bellen nodig om dit geloof body te geven.’

Ook letterlijk? Om het te belichamen?

‘Ja. Vaak hoor ik dat de traditie te veel toeters en bellen zou hebben en dit zou afleiden van de kern. Dat vind ik niet. Sommigen menen bijvoorbeeld dat ze in de Bergrede de echte Jezus kunnen ontmoeten, en dan de Christus van de dogmatiek kunnen weglaten. Maar uit de omkeringen in de Bergrede – zalig de armen, de treurenden – spreekt nu juist de pretentie dat deze boodschap van God komt.

Een christendom dat alleen een ethisch restje overeind houdt – goed zijn voor elkaar – moet uiteindelijk toch alles zelf doen. Dat geeft weinig perspectief, want zo goed brengen we het er niet vanaf in de wereld, zelfs met al onze goede wil.’

Moet iedereen dan theoloog worden? De hele traditie overzien?

‘Nee, alsjeblieft niet. Al vind ik wel dat theologen wat meer respect verdienen. Als een wiskundige er lang over doet een som uit te leggen, wordt daar anders op gereageerd dan als een theoloog lang nodig heeft om iets uit te leggen. Er wordt te gemakkelijk gezegd: dit snappen wij niet meer, dus weg ermee. Terwijl ik denk dat we er dan juist nog harder op moeten studeren. Als onze voorouders hier eeuwenlang uit geleefd hebben kunnen wij het niet zomaar opzij schuiven.’

Maar jouw theologie is moeilijk. Het wemelt van de paradoxen en nuances en woorden als ‘te-gelijkertijd’, met nadruk op ‘te’.

Ook lachen doet Borgman met overgave. Dan: ‘Laat ik het zeggen met een knipoog naar de Belastingdienst: makkelijker kan ik het niet maken, wel leuker.’

Nee?

‘Het is niet gemakkelijk. Dat kan toch iedereen uit eigen ervaring zeggen? Het leven is ingewikkeld en weerbarstig.’

En dus zien we zin in fragmenten, heb jij eerder betoogd.

‘Ja. Maar als je langer leeft met de fragmenten zie je dat het zinvol is ze te verbinden. En dat is van belang, juist in een cultuur die nauwelijks nog in samenhang gelooft.’

Voor wie schrijf je het? Het is opvallend dat jij als gelovig denker ook door niet-gelovigen interessant wordt gevonden.

‘Er is met betrekking tot geloof geen ‘binnen’ en ‘buiten’. In zekere zin zijn we tegenover de traditie allemaal buitenstaanders geworden, ook de mensen die wel geloven. Het gaat mij steeds om hetzelfde punt: ik wil laten zien dat het christendom en de Bijbelse verhalen iets te zeggen hebben. Niet: dat ze in principe iets te zeggen kunnen hebben, maar dat ze iets zeggen.’

En ook de kerk staat met lege handen in deze tijd?

‘Ja, en ook in de kerk kost het mensen grote moeite om dat toe te geven. En ook daar breekt er niets nieuws door als mensen niet tegen elkaar zeggen dat ze het niet goed weten. Ik snap het wel: het is pijnlijk te erkennen dat noch de orthodoxie, noch de vrijzinnigheid antwoorden heeft die groepen mensen echt aanspreken. En wat ze ook verzinnen aan nieuwe vormen van communicatie: anderen hebben het al gedaan, en vaak beter.’

Wat heeft de kerk dan te melden?

‘Dat de plaats waar we staan heilige grond is. Dit is de werkelijkheid waar zich Gods toekomst aandient. Maar we moeten weer leren kijken.’

Wat begrijpen niet-gelovigen van de gelovige theoloog die jij bent?

‘Dat het raar is dat politici en beleidsmakers steeds van een afstand naar de samenleving kijken en alles dicht plannen, terwijl de werkelijkheid steeds op al onze plannen inbreekt. Mijn pleidooi is dat er in die werkelijkheid van alles is wat toekomst heeft en geeft, en dat we dat veel beter moeten zien. Op persoonlijk niveau snappen we heel goed dat we leven van wat ons wordt gegeven, maar niet in ons collectieve leven.’

Geef eens een voorbeeld?

‘De toekomst van de zorg is een belangrijk vraagstuk. Nog altijd blijven politici en beleidsmakers boven de concrete situatie hangen, maken ze vanuit deze positie plannen en willen die uitvoeren. Dat werkt niet goed. De zorg wordt een zorgenkind en we hebben het alsmaar over kostenbeheersing.

Tegelijk komt de laatste jaren vooral van de mensen die in de zorg werken een steeds krachtiger tegengeluid: dat zorg geen handeling is of een product, maar een betekenisvolle relatie. Sterker nog: zorg is niet iets dat alleen bestaat bij een ziekte of aan het levenseinde. Als je goed kijkt bestaan wij altijd al uit zorg: we leven van zorg van anderen voor ons, en van de zorg die wij anderen geven. Dat moeten we serieus nemen bij de organisatie van de zorgsector, bijvoorbeeld door zorg niet te organiseren als de oplossing van een probleem. Op klein niveau vinden mensen allerlei alternatieven uit.’

Je moet groot denken, maar klein kijken en doen.

‘Ja precies, dat is de kern van het christendom! Dat de kosmos op het spel staat in een pasgeboren kind in een stal. Zo speelt dat ook in ons leven, allemaal tegelijk.’

Dat is de kern, maar die is weerbarstig.

‘Het is een ingewikkeld punt om te maken. Maar als je het overslaat, dan ben je op jezelf aangewezen en is alles je eigen construct. Maar zeg nou zelf: de troost in het leven is toch te merken dat mensen niet op zichzelf aangewezen zijn? Op cruciale momenten in mijn leven word ik gezien door anderen, voel ik mij gedragen. En dat is geen zoethoudertje!

Je kunt alleen zinvol handelen in de samenleving als je die samenleving ziet als een betekenisvolle plaats, met al zijn pijnlijke kanten. En als je je daaraan overgeeft, krijg je perspectief. Er is een onontkoombaar groter dan wij. Waar ons dat brengt weet ik ook vaak niet, maar hier gaat het om. Christenen moeten dat niet uit de etalage halen omdat het zo weerbarstig is.’

En in jouw dogmatiek – wanneer is dat voor het laatst gedaan eigenlijk? – zet jij de etalage vol?

Grundkurs des Glaubens van Karl Rahner – om maar onbescheiden te zijn – is van 1976. En ja, het gaat over alles, vanaf de schepping, en hoe die een alternatief is voor de wij zijn ons brein-gedachte. Het gaat over Jezus als vleeswording van God, over openbaring en verlossing, over dood en na de dood.’

En over zonde en schuld?

‘Zeker. Ik vind dit een grote ketterij van de moderne tijd: de onmogelijke eis om steeds te veranderen om vlekkeloos goed te zijn. Dan heb ik liever de vergeving van de zonden, en hardop samen zeggen dat we het niet goed kunnen, maar dat we ons best blijven doen en hoop hebben. Zo begint terecht de christelijke liturgie. Dat is de realiteit onder ogen durven zien.’

Arjan Broers

 

Kader

Alle dingen nieuw van Erik Borgman laat dus nog even op zich wachten. Ondertussen zijn er wel een paar must-reads:

Alexamenos aanbidt zijn God (1994): vroege essays, op zoek naar een persoonlijke en geëngageerde vorm van theologie.
Metamorfosen (2006): bundeling waarin Borgman zijn stijl verder ontwikkelt en zoekt naar de kernvragen.
Want de plaats waarop je staat is heilige grond (2008): bij zijn start als hoogleraar theologie in Tilburg kiest Borgman positie: hier en nu.
Overlopen naar de barbaren (2009): oefeningen in wat Borgman ‘publieke theologie’ noemt.