auteur | coach | programmamaker | pastor

Triple C in De Nieuwe Liefde

Laten we elkaar verhalen vertellen over liefde.

Er was eens een rijk land, waarvan de mensen zeiden dat het een ‘verzorgingsmaatschappij’ was. Wie ziek was werd verzorgd, wie werkloos was kreeg een uitkering. Alles was goed geregeld.
Op een dag stond er een foto in de krant. Een foto van een jonge vrouw, naakt en vastgeketend in een kamer waar verder niets in stond. De vrouw was zwakzinnig, agressief, onhanteerbaar. Ze heette Jolanda Venema, maar ze leek meer op een beest, een dolle hond.
De mensen in het rijke land schrokken. Zoiets kwam hier toch niet voor? Dat moesten we toch beter regelen?

Jolanda Venema was niet de eerste en ook niet de laatste die vastgebonden, platgespoten en geïsoleerd werd. Sommige mensen hebben zo’n cocktail aan beperkingen en stoornissen dat ze onhandelbaar zijn. Als ze eens per week een wandelingetje buiten in het park mogen maken, gaan er twee begeleiders mee en, in een auto er achter, twee potige beveiligers.
Niks mee te beginnen.

Of toch? Een groepje behandelaars ging anders naar deze mensen kijken. Mensen zijn het, dachten ze, en mensen worden mens door hen menselijk te behandelen. Een hond hoef je niet te leren hond te zijn – en dat is bij een mens anders.

Ze begonnen te experimenteren aan een methode om anders met hen om te gaan. Allereerst bouwden ze een vertrouwensband op, tussen de patiënt en zijn vaste begeleiders. Dat deden ze in een huiselijke omgeving, zonder isoleercellen en hekken, maar wel met een huiskamer, een keuken en een eigen kamer, een eigen domein van de patiënt waar ze niet zonder kloppen binnen gingen.

De begeleiders negeerden de problemen die onder de duim gehouden moesten worden, maar richtten zich op de mogelijkheden van een patiënt. Ze deden alles samen, tot en met koken, afwassen en tandenpoetsen toe, en stimuleerden al het goede dat naar de oppervlakte kwam. Ze zorgden voor een zinvolle dagbesteding: een eigen taak, een opleiding, een werkervaringsplaats, een plek op een sociale werkplaats en soms zelfs een baan.

Ze kwamen er achter dat ze in kleine teams moesten werken, zeven tot tien formatieplaatsen maximaal, en dat de leidinggevenden ook mee moesten werken met de patiënten. Want ook managers en bestuurders moeten snappen wat er nodig is voor deze vorm van zorg.
Ze noemden de methode Triple C: Cliënt – Coach – Competentie.

De resultaten zijn opmerkelijk. Een jonge vrouw die vastgebonden lag met een sonde in haar neus, omdat ze agressief, anorectisch en suïcidaal was, krabbelde bij Triple C weer op. Ze ging begrijpen dat ze een autistische stoornis heeft, ze leerde weer zelf eten, volgde een opleiding en traint, samen met haar begeleider, voor hardloopwedstrijden. Helemaal zonder begeleiding zal ze nooit kunnen, maar ze leeft, en ze leeft graag.

Als dit sprookje een nachtmerrie was, dan zouden nu de politici gaan zeggen dat Triple C overal moet worden ingevoerd. De bestuurders zouden dat grootschalig uitrollen en de managers zouden het overnemen. Ondertussen zou er verzet opkomen. Er zouden berichten in de media verschijnen dat Triple C niet bij iedereen werkt, en dat de mensen erachter ook fouten maken.

Als dit echt een sprookje was, met een happy end natuurlijk, dan zouden de mensen in het rijke land smullen van de succesverhalen en zich erdoor laten aanspreken. Ze zouden zich gaan afvragen hoe wij in de zorg – maar ook elders – mensen kunnen uitnodigen voluit mens te zijn. Ze zouden zich gaan afvragen hoe wij werkers in de zorg kunnen uitnodigen zich echt met hun patiënten te verbinden. En als klap op de vuurpijl zouden bestuurders en managers snappen dat hun belangrijkste taak is: eerst aan de mensen die het werk doen te vragen wat ze nodig hebben.

Maar dit is geen sprookje: het is heus echt waar. De mensen die, met vallen en opstaan, sinds Jolanda Venema aan Triple C hebben gewerkt, maakten dit boek. Ik hoop dat zij, patiënten en bewoners, nog lang en gelukkig leven.

Column in De Nieuwe Liefde op 6 januari 2012. Elke eerste vrijdag van de maand: Café de Nieuwe Liefde

« »