Acht jaar geleden stonden honderden mensen bij Carré in de rij om afscheid te nemen van Jos Brink, geliefd presentator, entertainer en pastor. Hoe kijkt zijn man Frank Sanders daarop terug? ‘Gaandeweg wordt de leegte minder eng.’

Verschenen in Nestor, tijdschrift Unie KBO, november 2015
Verschenen in Nestor, tijdschrift Unie KBO, november 2015. Klik op de afbeelding voor de website van deze grote ouderenbond.

Hij is bijna 70 – ‘Dat vind ik heel, heel oud’ – maar waar we het ook over hebben: zijn pensioen komt niet ter sprake. Frank Sanders blaakt van levenslust en heeft energie genoeg om doordeweeks leiding te geven aan de Amsterdamse musicalschool die zijn naam draagt, en in de weekeinden op te treden met ‘The Rozettes’.

Voor het eerst in zeventien jaar ging je vorig jaar weer zelf spelen.

‘Niet meer zoals vroeger, toen we halve dagen in de bus zaten, maar alleen in de weekenden en in Amsterdam, waar ik woon. Niettemin: ik geniet enorm van het optreden, de jonge mensen met wie ik samenwerk en van mijn rol als een oudere drag queen, compleet met hoge hakken, corsetten en tragiek.

Weer optreden was om twee redenen goed voor me. Toen ik met de musicalschool begon, bracht ik 25 jaar ervaring mee. Maar na zoveel jaar achter de schermen begon ik te vergeten wat je er allemaal voor moet doen. Dat heb ik nu opgefrist.

Daarnaast had ik ook behoefte aan de persoonlijke aandacht, het applaus, mensen die zeggen dat ze gelachen hebben of ontroerd waren. Dat is zó fijn. Maar ja, ik ben dan ook best een egocentrisch mens.’

Hoe was het dan om te leven met Jos Brink, die veel meer aandacht kreeg?

‘Hij was het middelpunt, maar dat was niet ingewikkeld, want hij had meer talent dan ik: als speler, schrijver, presentator. En Jos was altruïstischer dan ik ben. Hij was bereid meer offers te brengen. Aandacht voor zijn fans, nachtenlang brieven beantwoorden, als pastor preken en uitvaarten doen in Lutjebroek of waar dan ook…

Ik deed dat allemaal niet. Nog steeds niet. Ik werk niet vanuit plichtsbesef, maar omdat en voor zover ik het leuk vind. Want de andere kant van de medaille is dat Jos aan het einde van zijn leven opgebrand raakte. De druk, het verantwoordelijkheidsgevoel, de aandacht van en voor mensen: hij kon zo veel pijn hebben in zijn lichaam, en toch ging hij maar door. En niet naar de dokter hè, ook niet als ik het vroeg.’

Hij straalde op tv en in de theaters. En thuis, bij jou?

‘De laatste jaren kon hij somber zijn. Ook over de samenleving, de manier waarop mensen met elkaar omgingen. Hij had het in deze tijd moeilijk gehad denk ik.’

Moesten jullie vroeger niet knokken vanwege jullie homoseksualiteit?

‘Ik heb nooit iets gemerkt van weerstand of agressie. Nou ja, in het begin kon Jos niet voor de NCRV of de KRO werken, later was dat geen probleem meer. Maar Jos en ik deden er zelf nooit moeilijk over. Wij waren samen, dat was gewoon zo. “Waar liefde is, gebiedt de Heer zijn zegen”, zei Jos dan. Naïef misschien, maar wel waar.’

Jos stierf in 2007, jij kreeg al in 1997 kanker. Was dat jullie generale repetitie?

‘Nee, dat was heel anders. Ik ging ervan uit dat ik beter werd, en dat gebeurde ook. Ik was net 50 en dacht: dat kan niet de bedoeling zijn van mijn maker, of van het universum. Ik ben ook genezen, stopte met optreden en begon de musicalschool. Dat was heel goed, want zo kon ik genezen in lijf en geest.’

Hadden jullie het toen samen over de dood?

‘Jos vond mijn ziekte heel moeilijk, maar we deelden weinig in die periode. Zelf ben ik achteraf dankbaar voor die ziekte. Daardoor ontsteeg ik de werkelijkheid. In mijzelf werd er met de chemo’s en de bestralingen iets aangezet: het mijmeren over hoe ik binnenkort deel zou worden van het oneindige.’

Er is een oneindigheid?

‘Maar natuurlijk. We komen ergens vandaan, we gaan weer terug. Kijk maar om je heen en omhoog: daar gaat de oneindigheid alsmaar door. En het dijt nog uit ook. Ooit los ik daar in op; ben ik de ene dag onweer, dan weer zon of regen.’

Blijft er iets over? Bleef er iets over, van Jos?

‘Iemands sfeer blijft lang hangen. En juist als zijn sfeer even weg was, beleefde ik de verdrietigste momenten. Maar gaandeweg sleet het gevoel dat ik verlaten was. De ruimte die leeg blijft, werd minder eng, ik kan die nu beter vullen. Het lastigste vind ik nog steeds het thuiskomen in een leeg huis, vooral als ik op school en in het theater steeds omgeven ben geweest door mensen.’

Heb je persoonlijk afscheid kunnen nemen?

‘Nee. Het ging zo snel, hij werd twee keer geopereerd en was daarna zo comateus dat we niet meer konden spreken. Maar we praatten nooit zoveel hoor. Onze gesprekken gingen vaak via de band van ons vak. Als we op vakantie aan zee zaten en het over een nieuwe show hadden, liedjes schreven, personages bedachten. Dan kwamen alle dingen langs waar we innerlijk mee bezig waren.

Jos was geen prater, meer een schrijver. Wrang genoeg publiceerde hij twee maanden voor hij ziek werd een boekje over stervensbegeleiding, Rouw op je dak heet dat.’

Heb je het wel eens teruggelezen?

‘Twee hoofdstukjes. Toen heb ik het weggelegd. Ik dacht: ik ga me hier niet door mijn eigen man laten vertellen hoe ik over hem moet rouwen.’

De uitvaart was groots. Spraken jullie wel over zijn wensen?

‘Ja, vooral vaak wat lacherig, als we een begrafenis hadden meegemaakt, maar ook wel serieus. Ik wist dat hij opgebaard wilde worden in Carré en dat had hij goed gezien: er waren ontzaglijk veel mensen die afscheid van hem wilde nemen. En de kerkviering met koor, de begrafenis en ’s avonds wijn en bitterballen in Carré.’

Hoe denk je aan dat afscheid terug?

‘Het was geweldig, een warm bad. Ik heb daar nog lang op kunnen teren, al die liefde en aandacht van zo veel mensen. Ik had ook het geluk dat iedereen wist dat hij dood was, ook de bakker en de slager. Volgens mij zouden mensen in de rouw de eerste maand weer een rouwband moeten dragen. De piëteit waarmee mensen me behandelden was helend.

De uitvaart zelf stampten we met dierbare vrienden in vijf dagen uit de grond. Er moest enorm veel geregeld worden: met Carré, de stoet door de straten, de viering in De Duif, waar hij pastor was geweest… En dan naar de Oosterbegraafplaats, met veel mensen en veel media. Dat hebben we samen heel erg goed gedaan.

Het was ook goed dat ik hem eerst nog drie dagen thuis had en niet naar een of ander rouwcentrum moest. Alle intimi konden rustig een tijdje bij hem zitten. En ik ook. Of nou ja, bij zijn stoffelijk overschot. De vorm waarin ik hem kende.’

Als theatermensen wisten jullie het afscheid vorm te geven.

‘Het is heel belangrijk dat je zoiets mooi en met aandacht doet. Met licht en kleur en bloemen en muziek: voor jezelf en voor elkaar. Het droeg mij ook in mijn verdriet. Al was één moment voor mij een Werdegang: toen we vanuit ons huis naar Carré gingen en ik via de artiesteningang met de kist over de bühne liep. Dat is wat hoor, met je dode vriend op de plek waar je samen zo veel speelde. Je kunt het mooi bedenken van tevoren, maar je weet niet wat het met je doet.’

Het is een theatrale vraag, maar toch: is er leven na een grote liefde?

‘We zijn 35 jaar samen geweest. We hebben ons aan elkaar geslepen, in vreugde en conflicten. Veel van wie ik nu ben en wat ik nu kan is er dankzij hem. Maar tegelijk gaat mijn leven door en zijn er nu anderen aan wie ik me slijp. Hij is deel van mijn geschiedenis geworden.

En tegelijk: ik ben bijna 70 – dat vind ik heel, heel oud – wie wil zich nog echt met mij verbinden? En andersom? Ik zal niet meer snel iemand tegenkomen die zo veelzijdig en veeleisend, geestig en getalenteerd is als hij was. Maar dat hoeft ook niet. Niet om de eenzaamheid te verdragen, want dat kan ik al; niet om liefde en aandacht, want dat kom ik niet tekort.

Onze liefde en ons afscheid is heel waardevol geweest. Ik ben dankbaar voor wat we samen hebben opgebouwd. Ik voel me er verantwoordelijk voor, om er goed voor te zorgen. Niet in zijn geest, dat zou blasfemisch zijn, maar wel in onze geest.’

*

Frank Sanders (1946) maakte in de jaren ’70, ’80 en ’90 furore met theaterprogramma’s en musicals in diverse soorten en maten, zoals Maskerade, Amerika Amerika en Madame Arthur. Zijn man en compagnon Jos Brink werd als tv-presentator, musicalster en pastor zo’n geliefd publiek persoon dat zijn uitvaart, op 23 augustus 2007, nationale aandacht kreeg. Sanders is oprichter en leider van de musicalschool die zijn naam draagt, en waar momenteel ruim vijftig studenten worden opgeleid.

Over een jaar of vier mag ik lid worden van de Unie KBO, waarvoor ik al bijna twintig jaar schrijf…