Rust, wijsheid, stabiliteit: het zijn eigenschappen die met de jaren komen, vindt Ahmed Aboutaleb, en ze zijn hard nodig in onze haastige en bozige samenleving. In gesprek met de burgemeester die wel ‘het sterkste merk van Rotterdam’ wordt genoemd.

Het volledige interview staat in Nestor, blad van de Unie KBO, mei 2016

‘Wie één dag ouder is dan jij, kent minstens één list meer dan jij.’ Ahmed Aboutaleb gniffelt even. ‘Dat is een spreekwoord uit de cultuur waarin ik werd geboren. Een list betekent in dit geval een slimmigheid, en dat herken ik wel. De Levensacademie, zoals ik het maar noem, heeft me nog elke dag nieuwe lessen te bieden.’

Ruim zeven jaar is Ahmed Aboutaleb (1961) alweer burgemeester van Rotterdam. Bij zijn benoeming was er kritiek vanwege zijn Marokkaanse, islamitische én Amsterdamse achtergrond, maar dat is allemaal verstomd. De laatste twee jaar werd hij verkozen tot de beste lokale bestuurder van Nederland. Links en rechts prijzen hem als verbindend, daadkrachtig en deskundig. Met ‘zijn’ stad gaat het ronduit goed. De criminaliteit daalt, de economie groeit bovengemiddeld en volgens reisorganisatie Lonely Planet is Rotterdam een van de vijf (!) interessantste steden van de wereld.

In gesprek met de burgemeester valt vooral zijn positiviteit op. Aboutaleb kan scherp uit de hoek komen als het nodig is. Ook staat hij onder permanente beveiliging vanwege bedreigingen, wat toch een zware wissel moet trekken op zijn leven. Maar de burgemeester trekt het gesprek steeds naar wat er goed gaat of wat er beter kan.

 

(…) Over 15 jaar telt Rotterdam 30 procent meer senioren dan nu. Hoe kijkt u daarnaar?

‘Allereerst: ik verzet me tegen het idee dat de vergrijzing problematisch is. We hebben de neiging om alles wat met mensen te maken heeft te verbinden met productiviteit, een vreselijke term. Ik vind het naar om met mensen om te gaan op grond van wat ze in het laatje brengen. Wat dat betreft hebben we te leren van andere culturen, waarin ouderen geassocieerd worden met waarden als rust, wijsheid, stabiliteit.

En ook is het onterecht om het over ouderen te hebben als kostenpost. De afgelopen decennia zijn de financiële vooruitzichten van de meeste ouderen beter geworden. Ze zijn een economische factor van belang. Kijk maar naar reclamemakers, die hebben dat al lang in de gaten.

En wat de zorg betreft: wij kunnen als bestuurders niet alles uitmaken, want ouderen zullen zelf veel gaan vormgeven. Wel kunnen we stimuleren dat er in wijken en buurten vooral kleinschalige zorg wordt gegeven, waarbij kwetsbare ouderen zich prettig voelen, en dat buren en familieleden daar een rol in kunnen spelen.’

Hoeft de gemeente niet veel te doen dan?

‘Jawel, de overheid moet ervoor zorgen dat ouderen in dezelfde mate mee kunnen doen aan de samenleving als jongere generaties. Wij vinden als stadsbestuur allereerst de toegankelijkheid belangrijk van de openbare ruimte, van gebouwen, voorzieningen en het openbaar vervoer. En daarnaast zijn wij er voor het helpen organiseren van sociale controle, bijvoorbeeld door buurtconciërges en wijkagenten.’

(…) Wat hoopt u dat vitale ouderen gaan betekenen?

‘Ze kunnen fantastische dingen gaan doen in het coachen van jonge mensen en het overdragen van ervaringen. Ze kunnen veel betekenen in hun buurten, als vrijwilligers in verenigingen, kerken of moskeeën, of als bestuurders van allerlei organisaties. Ik denk dat ze dat nu al doen, en dat ouderen nu al een enorme inzet hebben voor de samenleving. Stel je voor dat we in geld moesten uitdrukken wat ouderen nu doen als oppas van hun kleinkinderen, als mantelzorgers, als vrijwilligers in verenigingen en organisaties? En dat gaat alleen maar meer worden.’

U vertelt het mooi.

‘Maar het is waar! Weet je dat wij hier in de stad een heel aantal oudere vrijwillige politiemensen hebben? En juist vanmorgen kwam er een oude heer bij me op bezoek, een gepensioneerd advocaat van 77, met een originele visie op de ontwikkeling van de stad.

Oudere mensen brengen een andere energie in: rustiger, met meer overzicht en een bredere blik. Dat is heel anders als je 17 bent: dan ben je vluchtiger, energieker. Dat is net zo belangrijk, maar anders. Ik vind dat wij als samenleving de neiging hebben om iemand van 17 niet serieus te nemen, en iemand van 77 af te schrijven. Dat is allebei jammer. ’

We worden wel ouder, maar worden we ook wijzer, rustiger, stabieler?

‘Dat valt nog wel mee… We zijn vaak bozig, gehaast, we klagen veel en verliezen af en toe het vertrouwen. Bij gemeentes en andere instanties wordt veel geklaagd en aangeklaagd. Ik bagatelliseer niks, maar dit is de wereld waarin we leven: we zijn vaak vooral bezig ons eigen stukje te verdedigen en gunnen anderen weinig. Als jonge mensen ruimte innemen zien we dat snel als overlast, als ouderen het doen zien we vooral een sociale last.

Het zou ons enorm kunnen helpen als we wat ontspanning organiseren, in de manier waarop we naar de wereld kijken. Dat moet iedereen op z’n eigen manier doen. Maar accepteer nou eens dat onze wereld zo is zoals ze is. Het liefst zou ik zeggen: zorg goed voor je eigen vierkante meter en gun een ander zijn of haar anderhalve vierkante meter.’

Elkaar iets gunnen, in plaats van elkaar te bevechten.

‘Je ziet het ook in televisieprogramma’s. Het lijkt erop of media alleen gesprekken kunnen organiseren tussen mensen die het volledig oneens zijn met elkaar. Er moet vuurwerk zijn, anders is het niet leuk. Alsof er pas levendigheid is door tegenpolen bij elkaar te zetten. Maar waarom? Ik vind een gesprek tussen mensen die iets van elkaar willen leren veel interessanter.’