In het jaar waarin ik veel voor de dominicanen werk (zie www.800jaardominicanen.nl) wilde ik ook de bronnen van de orde zien: het Zuid-Franse Katharenland. (Vervoer: Citroën XM exclusive uit 2000, dank u).

Vandaag was ik in Fanjeaux, het stadje op een verhoging in het landschap waar Dominicus woonde toen hij, onderaan de berg, het eerste klooster stichtte met negen zusters, nu 810 jaar geleden.

Om half twaalf maak ik de eucharistie mee. Bij het aannemen van de hostie overvalt me een golf emotie. Een paar uur later ben ik in het huisje van Dominicus. Een zuster uit Pakistan laat me het kamertje zien en dan buiten, in de achtertuin, een put.

‘Dominicus huilde geregeld om het lot van de armen’, zegt ze. ‘Volgens de legende is zo deze put begonnen.’

Ik raak het water in de emmer aan en schiet weer vol. Ik trek me terug in de tuin en bevraag mijn gehuil. Wat is er met me? Wat is er met water en brood? Of ben ik moe van de reis?

Dan komt in me op: als Dominicus acht eeuwen geleden zijn tranen ook zo had bevraagd, dan was er nooit een put gekomen met helder drinkwater.

En dus huil ik zonder waarom.