auteur | coach | programmamaker | pastor

Ode aan welwillende kapitalisten

Groeien moet, vertrouwen bestaat en immateriële rijkdom is oneindig. Het zijn een paar conclusies van theoloog en journalist Arjan Broers, die zich verdiepte in de financiële crisis en onderzoek deed naar Oikocredit. Deze internationale ‘bank’ voor de armen beschouwt hij als een teken dat het anders kan. Maar hoe?

volzin13-10broers geldDit artikel verscheen eerder in VolZin.

In november 1989 viel De Muur. Ik herinner me hoe verbaasd we destijds waren over de snelle ineenstorting van het communistische blok. Zo broos bleek onze vijand te zijn! Er was een nieuwe wereldorde in de maak. Hoe die eruit zou zien was nog onzeker, maar zeker was dat het democratisch kapitalisme voorgoed gewonnen had.
Maar in september 2008, nauwelijks twintig jaar later, viel de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers. De kredietcrisis, in 2007 begonnen, was uitgegroeid tot een wereldwijde financiële crisis. Even leek het hele systeem te imploderen. In een paniekerige sfeer pompten overheden miljarden dollars en euro’s in de financiële sector. Het democratisch kapitalisme dat de Koude Oorlog won, was een casinokapitalisme geworden, waar alles draaide om de financiële winst.
Naar mijn smaak is deze crisis een gebeurtenis die vergelijkbaar is met de val van de Muur. We weten niet wat er hierna komt, maar wel dat het oude voorgoed voorbij is.

Een experiment

Deze maand verschijnt mijn boek Geld en goed. Lessen voor welwillende kapitalisten. Het is een experiment van deze theologisch geschoolde journalist, die zich wilde ontworstelen van de misvatting dat alleen economen iets over de economie te zeggen hebben. Een breed levende misvatting, ook bij mijzelf, want het duurde even voor ik doorhad dat ik geen econoom hoefde te worden, maar theoloog en journalist moest blijven. Dat wil zeggen: iemand die kijkt en luistert en vraagt naar zin en betekenis.

Het experiment begon bij de verbijstering over de crisis zelf: het bestaan van een cultuur waarin mateloze zelfverrijking geen teken meer is van corruptie, maar van succes. Daarnaast ergerde ik me al enige tijd aan mijn eigen, machteloze vorm van idealisme. Als kind van de jaren zeventig én als gelovige van linkse snit staat mijn wereldbeeld bol van lieve, goede en mooie woorden, die vaak even naïef als onbruikbaar zijn.

Het gat in de taal

Ik wil in mijn werk graag iets bijdragen aan de oplossing van wat ik Het gat in de taal noem. Daarmee bedoel ik dat er een gat gaapt in de professionele wereld, op de plek waar we vroeger de waartoe-vraag stelden. Ons werken en plannen wordt bepaald door efficiency, meetbaarheid en afstandelijke professionaliteit. En wat met waarden en spiritualiteit van doen heeft, is iets voor de privésfeer geworden.
Erik Borgman leverde de vonk voor de ontbranding, door bij verschillende gelegenheden te stellen dat de wereld zoals ze is Gods wereld is. We moeten geen grootse utopie uitwerken, maar we moeten op zoek naar plaatsen waar al alternatieven worden ontwikkeld: waar – theologisch gesproken – iets van het Rijk van God aanbreekt. En als we dat waarnemen, schreef hij bijvoorbeeld in Overlopen naar de barbaren (2009), dan moeten we dat onthullen en vieren.

Die kans kreeg ik toen ik op het spoor gezet werd van Oikocredit: een internationale en van oorsprong kerkelijke financieringsorganisatie, die geld uitleent aan armen en daar succesvol in is. Sinds 2007, het jaar waarin de kredietcrisis begon, verdubbelde het kapitaal van Oikocredit zelfs. In 2012 beheerde deze internationale organisatie zo’n 700 miljoen euro. De inleggers krijgen slechts twee procent rendement, maar krijgen daarbij te horen dat er ook andere winst is gehaald, zoals kinderen die naar school gaan, betere drinkwatervoorzieningen in een dorp, vrouwen die economisch zelfstandig worden.

Groei is schuld

Voor het boek maak ik gebruik van de analyse van Herman Wijffels. Hij stelt dat de economische groei van de jaren tot 2007 afgedwongen is door het verlenen van kredieten. Wat wij als economische groei beschouwen, is feitelijk financiële, sociale en ecologische schuld, aldus Wijffels. Met dit inzicht en het onthullende werk van Denker des Vaderlands Hans Achterhuis over De utopie van de vrije markt ben ik in gesprek gegaan met een ethicus, een filosoof en een theoloog.
Het viel me in al dat lezen, vragen en praten op dat zelfs grote geesten als Hans Achterhuis na hun analyse van de werkelijkheid ophouden met denken. Er is een hele opinie-industrie ontstaan van deskundigen en columnisten die kunnen uitleggen wat er mis is gegaan in de financiële crisis, maar vrijwel niemand denkt na over een alternatief. Dat wordt overgelaten aan… Ja, aan wie eigenlijk? Aan de fel bekritiseerde politici en bankiers? Aan ‘de sector’, oftewel ‘de instanties’? Aan naïeve idealisten in de marge die zeggen dat we moeten consuminderen?

Des te boeiender vond ik het te gaan praten met mensen die voor Oikocredit werken, zoals een aandeelhouder, de directeur financiële zaken en de manager social performance. Dat leidde tot een aantal eye-openers die ik in het slothoofdstuk van mijn boek verwoord. Ik noem er een paar.

Vertrouwen is een onderpand

Op de eerste plaats: ook vertrouwen is een onderpand. Banken willen altijd optimale zekerheid als ze kredieten geven. Maar Oikocredit geeft leningen aan coöperaties en microfinancieringsinstellingen: klanten die geen of bijna geen onderpand hebben. Van Oikocredit kunnen we leren dat vertrouwen ook een immateriële component heeft: meer dan 95 procent van de mensen is gewoon te vertrouwen en betaalt terug.
Daarvoor is wel nodig dat echte relaties worden aangegaan. Oikocredit investeert in relaties met klanten, onder andere door lokale krachten in te huren en op te leiden als tussenpersoon. Dat kost tijd en lijkt inefficiënt, maar het partnerschap en het gezamenlijke verhaal geeft zulke relaties stabiliteit en duurzaamheid, ook als het tegenzit.

Een ander inzicht dat ik bij Oikocredit opdeed is dat idealisten en pragmatici een verstandshuwelijk moeten sluiten. In de samenleving hadden tot de jaren zeventig idealisten het voor het zeggen, daarna namen de managers het over. Bij Oikocredit zijn managers pas in de jaren negentig binnengehaald, maar hielden de idealisten invloed: zij zijn de aandeelhouders. Oikocredit werd pas een succes toen deze twee groepen samen het beleid bepaalden.
Mijn rondgang leerde me dat een verstandshuwelijk het hoogst haalbare is. In de praktijk zijn er vaak pittige discussies. De idealistische aandeelhouders vinden de pragmatische managers te haastig, die zich op hun beurt weer ergeren aan de traagheid en de fundamentele vragen die de eersten steeds stellen. Maar het resulteert in een gezonde, stevige en evenwichtige koers.

Verkeerde indicatoren

Oikocredit liet me daarnaast zien dat we vastlopen als we de geen andere verhalen leren vertellen over economische successen. Want nog steeds zijn groei- en winstpercentages van bedrijven en landen maat- en richtinggevend in onze economie. Die cijfers laten echter niet zien of we tegelijk financiële, sociale en ecologische schulden opbouwen. Een bedrijf kan prachtige cijfers laten zien, en tegelijk mensen ontslaan, schulden maken en de natuur uitputten.

De indicatoren voor economisch beleid en ons economisch gedrag maken niet inzichtelijk hoe we er werkelijk voor staan. Dit is een fundamenteel probleem. De huidige opvattingen over economische groei houden ons bijziend – en we weten het. We moeten een manier vinden om de werkelijke financiële, sociale en ecologische waarden te wegen in het bepalen van de waarde van een onderneming.

Minderen werkt niet

Een laatste conclusie die ik hier wil melden is dat het pleidooi om te minderen niet werkt. Mensen willen groeien, zoals alles wat leeft. Alleen: wij hebben alle verlangen naar groei op het materiële gericht, terwijl rijkdom ook een immateriële kant heeft – zoals mensen op hun sterfbed heel goed weten. En het mooie is: streven naar materiële rijkdom leidt tot schaarste, maar streven naar immateriële rijkdom leidt tot overvloed. Want mensen die gelukkig zijn, delen dat haast als vanzelf – en merken dan dat er nog meer komt!

Arjan Broers, Geld en goed. Lessen voor welwillende kapitalisten. Skandalon, Vught.

« »