Ze is ‘een gesoigneerde dame en een volkswijf tegelijk’, schreef een recensent over haar laatste programma. Eind november kreeg zangeres Jenny Arean de Blijvend Applaus Prijs voor haar hele oeuvre. ‘Ik doe niks half.’

Verschenen in Nestor, tijdschrift van de Unie KBO, december 2016

Ze is de beste chansonnière van Nederland, schreef de jury van de prijs. ‘Met een onverzettelijke overtuigingskracht en fonkelende expressie zingt ze wat ze te zeggen heeft. Gretig en genietend’.

Wie Jenny Arean (1942) wel eens heeft zien optreden – en wie heeft dat niet in de ruim 55 jaar die haar carrière omspant – moet het daarmee eens zijn. Met haar kenmerkende contra-alt stort ze zich in elk lied dat ze zingt. Maar in het gewone leven is ze een kleine, bijna stille vrouw, die graag relativeert, ernstig of – toch wel – met een bulderende lach.

Heeft u iets met kerst?

‘Ik ben dol op de sfeer van kerst, met een boom en kaarsen en een stalletje. Vroeger vierde ik het met veel mensen, het huis vol, maar dat heb ik er niet meer voor over. Al dat sjouwen met voedsel en flessen, ik houd nu meer van stil en gezellig.’

U krijgt nu blijvend applaus…

Ondeugend: ‘Voor die prijs heb ik niks hoeven doen, behalve een leven lang spelen en oud worden.’

De buit is binnen: de erkenning blijft.

‘Hoe bedoel je? Als ik wil blijven werken omdat ik het leuk of goed vind, dan ga ik door hoor! Dat is altijd de drive geweest, niet de roem of de prijzen. Maar ik zal nooit meer zes of zeven keer in de week willen spelen, zoals vroeger. Daar is mijn leven te kort voor.’

Maar als u optreedt, dan lijkt dat alles te zijn.

‘Welnee. Ik ben 74, ik heb een dochter en een kleinkind en vrienden en collega’s die ik wil zien, en ik ga graag zelf naar allerlei voorstellingen. Theater, dans en toneel, liefst samen met mijn hartsvriendin en mijn oude zangleraar. Heerlijk is dat. En trouwens, als ik vaker speel dan een paar keer in de week, dan stomp ik af. Ik moet ander voedsel tot me nemen, juist in het theater. Genieten van iets moois of me ergeren aan pretentieus getrut – dat hoort er allemaal bij.’

U staat nu in een programma met Marijn Brouwers.

‘We kennen elkaar van lang geleden, de musical Foxtrot. Hij liep toen stage van de kleinkunstacademie en deed daarna van alles. Hij wilde graag met mij een liedprogramma maken en dat zijn we gaan doen. Hartstikke leuk, met zo’n jonge man – hij had mijn kind kunnen zijn – en het was een gelegenheid om net als vroeger samen rond de tafel te zitten, met schrijvers als Ivo de Wijs en George Groot en Ruut Weissman als regisseur. Drank en voedsel erbij, hartstikke gezellig.’

Zo maakte u uw eigen programma’s ook, in een kring?

‘Ja, dan bespraken we samen een programma en liet ik liedjes horen waar ik vertalingen of een nieuwe tekst op wilde. Daar kwamen de leukste dingen uit voort. Maar het is een uitgestorven vorm, lijkt het wel. Wim Sonneveld schreef niks zelf, Jasperina de Jong ook niet, maar tegenwoordig schrijft iedereen zelf. Ik snap het wel, het is ook heel duur om alles door anderen te laten schrijven. Voordat ik een programma had, moest ik eerst naar de bank, en dat moest allemaal terugverdiend worden. En daarbij: het culturele aanbod is tegenwoordig zo enorm veel groter dan vroeger.’

U bent geen hits gaan maken.

‘Hits ontstaan, die maak je niet. Het verhalende lied, zoals ze dat noemen, geeft voldoening, ook al is het geen kunstvorm waar je altijd volle zalen mee trekt. Ik heb in Carré gestaan, maar ook wel in kleine of stille of half lege zalen, maar dat maakt eigenlijk niet uit. Ik zing voluit of niet, zo doe ik het ook als ik repeteer. Ik doe niks half. Anders is het zonde van het materiaal – en trouwens ook van mijzelf. Ben ik voor niks van huis gegaan!’

Op het podium gebeurt er iets met u.

‘Ja, dat heb ik altijd gehad, iets onvoorwaardelijks als ik ga zingen. In het gewone leven ben ik eerder verlegen, zeker als ik mensen nog niet ken.’

Wat zijn de toppen van die 55 jaar theater?

‘Wat ik echt niet had willen missen? Bijvoorbeeld het eerste programma met Robert Long en Dimitri Frenkel Frank in 1975. Alles klopte: humor, vaart, eenheid in het programma, een geweldig combo…

En tien jaar daarvoor speelde ik met toneelgroep Ensemble een programma over het leven van Bertolt Brecht. Met die teksten en die meesterlijke muziek… We voerden dat ook nog op scholen op en kregen de leerlingen altijd stil.

Ook de musical Anatevka in 1966 was een belevenis, we waren het eerste land na Amerika waar het opgevoerd werd en Lex Goudsmit was de beste Tevje ooit. Hij was in de kracht van zijn leven, er klonk 5000 jaar joodse geschiedenis in zijn zang door.

Van mijn solowerk moet ik natuurlijk Gescheiden vrouw op oorlogspad noemen, in 1985. Het was mijn eerste eigen programma. Ischa Meijer – we waren toen net uit elkaar – moedigde mij aan. “Iedereen wil voor jou schrijven”, zei hij. Ik geloofde het eerst niet, maar het bleek waar.’

Ik mis het nummer…

‘… Vluchten kan niet meer, bedoel je zeker, met Frans Halsema. Ja, ongelofelijk. Staat nog steeds elk jaar in de top 2000. Nog steeds een hartstikke mooi nummer.’

Het lied is voluit somber. Zonder enige knipoog.

‘De eerste versie eindigde met: vluchten hoeft niet meer, alsof het goed was dat die twee samen zijn. Maar Annie MG Schmidt was er niet tevreden mee. Ik weet nog dat ze zei: “Het hoeft niet altijd leuk te zijn. Ik doe geen concessies meer!” En ze veranderde het in: vluchten kan niet meer.

Ik was ervan onder de indruk. Ik weet nog dat ik moest huilen dat het lied zo moest eindigen.’

Waarom?

‘Omdat het zo waar is, denk ik. Nog steeds, misschien is het nu wel meer waar dan toen. Ik vind het een sombere tijd. De verkiezing van Trump tot president van Amerika maakt het nog erger. Ik zie olievlekken van onverdraagzaamheid die alsmaar groter worden. Er is zo veel onvrede in de wereld, je moet graven naar mededogen.

Ja, ik vind het een meedogenloos tijdperk. Hoe mensen bijvoorbeeld spreken over vluchtelingen: dat is beschamend en verdrietig makend. Ik las pas de biografie van Stefan Zweig, een Joodse schrijver die de Eerste Wereldoorlog meemaakte en Oostenrijk ontvluchtte in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Hij pleegde uiteindelijk zelfmoord.’

Ziet u parallellen?

‘Ik heb aan één stuk door zinnen zitten aanstrepen in dat boek. Ik herken het gevoel van dreiging, vanwege de woede van de ontevreden grote dikke massa en de opkomst van populisten.’

Denkt u dan ook meteen…

‘… aan mijn kleinkind. Ja, natuurlijk. En tegelijk: mensen gaan altijd door. Ik zag pas een reportage over mensen in Syrië, die probeerden hun leven voort te zetten terwijl een wijk verder ontploffingen te horen waren. En jonge mensen willen iets. Weet je dat zo’n 70% van de jonge mensen niet voor de Brexit stemde en niet voor Trump? Ze willen ergens voor zijn, niet alleen maar tegen – daar moet toch iets mee gebeuren?’

Hoe is het om als oudere terug te kijken?

‘Ik leef heel graag en het is nu aftellen geblazen, dat vind ik wel treurig. Als ik kon toveren zou ik terug willen naar een jaar of veertig. Toen had ik al van alles meegemaakt en daardoor werd ik beter als artiest, maar tegelijk had ik ook nog van alles voor me. Toen begon ik echt volwassen te worden.’

Inmiddels heeft u blijvend applaus…

‘Ja, dat is leuk, maar het is ook betrekkelijk. Dat vind ik niet als ik aan het werk ben hoor, dan voel ik dat het wel wat voorstelt. Maar daarna… Ken je het Kleine-Gartmanplantsoen?’

Wat is dat?

Giechelend: ‘Dat is een plantsoen hier bij het Leidseplein, vernoemd naar een vrouw die in de 19e eeuw een hele beroemde toneelspeelster was. Geen hond die het nog weet! En van de kinderen die nu toelatingsexamens doen voor de toneelschool, weet praktisch niemand meer wie Ko van Dijk was.’

Maar dan stelt het leven niks voor, omdat het voorbijgaat!

Schaterend: ‘Shakespeare stelt iets voor. Pierre Bokma stelt iets voor. Dingen die ik verschrikkelijk geweldig vind. Maar ik? Ik heb alleen maar een leven lang mijn best hoeven doen met iets wat ik heel erg leuk vind.’

Jenny Arean (4 oktober 1942) begon als 17-jarige bij het ABC-cabaret van Wim Kan en Corrie Vonk. ‘Een kind van het vak’, oordeelde de laatste. Sindsdien speelde ze in toneelstukken, musicals (van En nu naar bed tot Chicago en Foxtrot) en tal van lied- en cabaretprogramma’s. Ze brak in 1985 door als solo-artiest met Gescheiden vrouw op oorlogspad en ontving prijzen als de Gouden Harp, de Edison en onlangs de Blijvend Applaus-prijs voor haar hele oeuvre.

Jenny Arean heeft een dochter en een kleindochter en woont in Amsterdam. Met Marijn Brouwers staat ze tot en met maart 2017 in De Kleine Komedie in Amsterdam.